Gerrit Jan Eshuis past in het rijtje Snuif, van Deinse, van Coeverden, Cato Elderink, Dingeldein, allen ‘streekhistorici’ zonder een opleiding in die richting, en niet het vak van journalist uitoefenend. Voor allen gold dat hun hobby, de geschiedenis, taal en volkskunde van Twente, vrijetijdswerk was. Met Van Coeverden had Eshuis gemeen dat hij weinig opleiding genoten had. Beiden waren autodidact. Voor de meesten, hierboven genoemd, gold dat ze artikelen schreven voor regionale kranten, die op een gegeven moment gebundeld werden. Zo werden werken gepubliceerd als Uit het land van katoen en heide (van Deinse, 1922), Verzamelde bijdragen tot de geschiedenis van Twenthe (Snuif, 1930), Schetsen uit Twenthe’s verleden (Van Coeverden, 1934), Twenter laand en leu en leven (Elderink, 1937) etc.
G.J. Eshuis moest als 12-jarige aan de slag als weversmaatje, maar wist zich aan de fabriek te ontworstelen, werd fietsenmaker en begon uiteindelijk een werkplaats annex elektronicazaak. Dit is te lezen in de biografie die Dinand Webbink schreef over Eshuis en die in Ontdekkingsreizen langs de Regge is opgenomen. We lezen ook dat Eshuis van jongs af aan geïnteresseerd was in archeologie (als jongen zocht hij al naar speerpunten) en de geschiedenis van zijn geboortegrond. Toen hij een eigen zaak had, trok hij er op een vaste dag in de week op uit om letterlijk ‘de boer op te gaan’. Als boerenzoon, prima dialect sprekend, kwam hij gemakkelijk bij de boeren aan de keukentafel en hoorde hen uit over vroegere gebruiken, veldnamen, de geschiedenis van het erf etc. en kreeg hij ook zorgvuldig bewaarde papieren te zien. Maar Eshuis deed ook archiefonderzoek. Volgens Dinand Webbink maakte de combinatie van archeologie (en dan vooral het veldwerk), archiefonderzoek, oral history en volkskunde het werk van Eshuis zo uniek.
Eshuis (1895-1980) schreef lange reeksen van artikelen voor het Dagblad van het Oosten. Een van die reeksen, over het platteland rond Almelo, werd nog voor zijn dood gepubliceerd: Van boerenland tot stadsrand (1976). Eshuis beschouwde niet alleen de omgeving van Almelo als zijn werkterrein. Ook op het platteland in de gemeenten Hellendoorn, Wierden, Vriezenveen, vertoefde hij graag. De Uitgeverij Historische Kring Hellendoorn – Nijverdal (tegenwoordig Uutgeverieje ’n Boaken) stak in 2003 een artikelenserie uit het Dagblad van het Oosten (1969-1971), getiteld Speurtochten rond de Notenhaar, in een nieuw jasje en bracht deze uit onder de titel Boerderijen langs de Regge. Hierin wordt de historie van het platteland tussen Rijssen en Nijverdal (o.a. de buurtschappen Notter en Zuna) in kaart gebracht. Overigens gebonden exemplaren van de gekopieerde krantenartikelen mét de originele krantenfoto’s bevinden zich bij de OBD en de OB Nijverdal.
Nu dus heeft Uutgeverieje ’n Boaken opnieuw een reeks artikelen van Eshuis – uit de periode 1941-1965 – gepubliceerd in Ontdekkingsreizen langs de Regge: historische speurtochten rond Hellendoorn, Den Ham en Daarle. De man ‘die het landschap lezen kon’, zoals in de biografie staat, beschrijft in zijn artikelen, soms nog bestaande, maar vooral verdwenen havezaten, kastelen, gebruiken, verhalen en sagen, en het boerenleven in deze streek.
Zoals gezegd, aan het boek is een interessante biografie over Eshuis toegevoegd en, voor wie nog meer over hem wil weten, ook een uitgebreide literatuurlijst met artikelen over deze terecht uit de vergetelheid gehaalde amateur-historicus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten