De Mars was een Overijssels maandblad dat tussen 1953 en 1981 verscheen en waaraan veel bekende journalisten/publicisten uit die tijd meewerkten. De Mars bevatte artikelen over regionale onderwerpen op cultureel, maatschappelijk, economisch en toeristisch terrein. De vaak lange(re) artikelen geven een goed tijdsbeeld. In deze rubriek vermeld ik per jaargang een aantal artikelen over onderwerpen of gebeurtenissen uit dat jaar. Dit keer jaargang 1964.
Welke thema’s speelden er in 1964, althans wanneer we De Mars als leidraad nemen? Geen complete opsomming, maar een aantal zaken die mij opvielen.
Foto: De watermolen in Oele in 1964. De molen (eigendom Twickel) moet worden gerestaureerd, mogelijk wordt er een theehuis van gemaakt. Dat laatste zal - blijkt later - niet gebeuren. De gemeente Hengelo werd in 1971 eigenaar en maakte de watermolen weer maalvaardig. Een grondige restauratie volgde in 2000/2001. Sinds 2003 is de Euler watermolen weer eigendom van Landgoed Twickel.
Ergernissen in 1964
Woonwagenkampen
Ze vormen al jaren een steen des aanstoots. De gemeente Zwolle b.v. heeft wel geprobeerd om aan het woonwagenkamp bij Frankhuis verbeteringen in de outillage aan te brengen. Maar ‘deze worden prompt door bewoners van het kamp misbruikt’. Het blijft een deprimerende bende, waarbij ook bemoeienis van gemeenten en provincie geen soelaas biedt.
Autokerkhoven
Een tweede ontsiering in de provincie ‘met de op twee na meeste natuurschoon’ wordt gevormd door de tientallen autokerkhoven, die als paddenstoelen uit de grond blijven schieten. Meestal liggen ze aan de openbare weg waar ook het autorijdend volk te vinden is. De redactie heeft begrip voor de commerciële belangen maar laat aan de hand van een fotocollage zien hoe het landschap steeds meer ontsierd wordt.
Zandafgravingen
Een ander ontsierend welvaartsverschijnsel vormen de zandafgravingen. De woning- en wegenbouw vragen veel zand, liefst zo dicht mogelijk in de buurt afgegraven. Zo ontstaan er overal gaten in het landschap. Vrachtwagens moeten een zo kort mogelijke weg afleggen, daarvoor verdwijnen prachtige houtwallen. Wanneer het werk gedaan is wordt de zandafgraving subiet verlaten en is er geen ‘nazorg’. Wat overblijft is een ‘armzalige, onafgewerkte troep’.
Belangrijke thema’s in 1964
Vervuild water
Twentse beken rond de steden waren in de loop der tijd veranderd in stinkende drabstromen, waarin biologisch leven niet meer mogelijk was. Oudere Bornenaren zoals ik kenden b.v. de beek die langs Borne liep niet anders dan de Bornse Stinkbeek. Waterzuivering geschiedde mondjesmaat door gemeenten. In de jaren zestig veranderde dit. Zo kreeg het waterschap De Regge – als derde waterschap in ons land – een waterzuiverende taak. In 1964 werden plannen gemaakt voor een concentratie van waterzuivering tussen Borne en Hengelo. Ook zullen er zuiveringsinstallaties komen in Vriezenveen, Tubbergen en Almelo.
In deze jaargang meerdere artikelen over de open riolen waartoe o.m. Vecht en Dinkel verworden zijn. De textielfabrieken in Gronau en Epe zijn de schuldigen wat betreft de Dinkel. In de Gronause raad wordt besloten dat er een zuiveringsinstallatie moet komen. Door de Vecht sluipt ‘de zwarte stinkende dood’. Er is massale vissterfte door aardappelmeelfabriek-water en Duits verfwater.
Het gaswonder
Leven wij nu ten tijde van de (letterlijk) laatste stuiptrekkingen van de gasvoorraad, in 1964 was er bekend dat er 1100 miljard kuub gas in de Groningse bodem zat, maar het kon ook nog wel veel meer zijn, en onder de Noordzee zat ook nog gas. Het aantal meters gasleiding (90 cm doorsnee) dat per dag in de grond werd gegraven werd telkens opgeschroefd. Franse lassers verdienden 8.000 gulden per maand. Zo snel mogelijk moest elk Nederlands huishouden op gas koken. De overheid en de politiek konden het niet bijbenen en braken zich het hoofd hoe alles qua organisatie in goede banen moest worden geleid…
Woningbouw
Het belangrijkste thema in de jaargang 1964 was woningbouw in allerlei facetten. Eén voorbeeld uit de vele artikelen:
Ratiobouw. Alles was erop gericht om zo snel mogelijk zoveel mogelijk woningen te bouwen. In Deventer ontdekt men het rationeel bouwen. Het had niets te maken met materialen maar met planning en herhaling. Planning in de zin van optimale benutting van de beschikbare tijd, niet stap voor stap een wijk bouwen maar op verschillende plekken tegelijk zodat alle bouwvakkers tegelijk aan het werk waren. Bouwplannen en ontwerpen van woningen werden telkens hergebruikt. Door de typen woningen steeds in een andere volgorde te plaatsen leken de wijken niet op elkaar. Als beloning voor de aanzienlijke besparing van de bouwtijd kreeg Deventer een extra contingent woningen van de minister toegewezen.
Bomenkap
Boeren in het gebied Beneden-Dinkel waren verwoed aan het kappen geslagen, honderden volwassen eiken legden het loodje. Het had te maken met de op tilt zijnde ruilverkaveling, met verrekeningen en te lage opbrengsten na grondruil. En het had vooral ook te maken met het ontbreken van een kapverordening in de gemeente Denekamp. In grote haast was een loonwerker in opdracht van steeds meer boeren – het werkte aanstekelijk - aan de slag gegaan de bomen te rooien. De stobben liet hij gewoon staan, omzagen was voldoende, ze konden toch niet teruggeplaatst worden. Een flink stuk Twents coulissenlandschap werd tot droefenis van de lokale VVV’s veranderd in kaalslag. Het werd een rel die voerde tot in de Provinciale Staten en de Tweede Kamer, maar zoals gezegd er was niets meer aan te doen.
En verder ...
Literatuurprijs
Voor de eerste keer werd in Overijssel een literatuurprijs toegewezen voor beginnende auteurs. De jury kon kiezen uit 43 inzendingen. Winnaar van de poëzieprijs werd de Deventer microbiologe H.M.C. Put met de bundel Klein Mozaïek. Archivaris W.A. Fasel te Kampen won de proza-prijs. Anton Fasel schreef toevalligerwijs ook elke maand een column in De Mars. Er was slechts één deelnemer die zijn inspiratie in het streekeigene zocht: de Deventernaar A.K.H.M. Seemann, die voor Sallandse Vertelsels een eervolle vermelding ontving. Als Broos Seemann zou hij later nog veel meer Sallands werk publiceren.
Portret van Willem Brakman
Brakman had in 1964 nog maar vier romans gepubliceerd – voor sommige schrijvers al heel wat, maar Brakman zou 90% van zijn oeuvre na dit jaar schrijven – maar toch komt hij in dit portret al naar voren als een belangrijk schrijver. De geboren Hagenees, afkomstig uit een Zeeuws geslacht, had in 1957 zijn huisartsbestaan in een Haagse nieuwbouwwijk verruild voor de ‘rustige’ baan als bedrijfsarts bij een 13-tal textielfabrieken in Enschede. Hier schreef hij avond aan avond zijn schoolschriften vol op de zolderkamer van zijn huis aan de singel.
De schrijver van vooral autobiografisch werk wordt door de auteur van het portret C.L. Menschaar met enkele volzinnen geschilderd: ‘In zijn gesprekken met vrienden en bekenden kan hij zich weliswaar ontpoppen als een boeiend, bedachtzaam formulerend causeur, die zichtbaar behagen schept in zijn eigen barokke fantasieën en woordspelingen; maar de meeste gesprekken lopen onvermijdelijk uit op een monoloog. In ‘De opstandeling’ zegt de hoofdpersoon, de arts Willem Stein, dan ook dat hij nog nooit echt naar iemand heeft geluisterd …. hij was ook te zeer geboeid door zichzelf om nog veel aandacht voor anderen over te hebben. Eigenlijk liet hij geen ander tot zich zichzelf toe, maar hij wilde ook niet alleen zijn….een soort cafégedruis, dat was de rol die hij een ander toebedeelde, toekende, een behaaglijk geroezemoes om zichzelf te kunnen zijn.’
Bibliotheken
De Centrale Plattelandsbibliotheek van Overijssel (voorganger van Rijnbrink Groep) had een jaarverslag laten verschijnen dat voor het eerst verlucht was met vele foto’s. De groei was weer buitengewoon. ‘Sprekender bewijzen zijn daarvoor het feit dat deze bibliotheek een (inter)nationaal visitekaartje is geworden, en dat er Excellent bezoek komt. Waar vindt u zoiets in Nederland? Nergens.’, aldus De Mars.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten