In de tweede helft van de 19de eeuw zijn er van overheidswege een aantal enquêtes gehouden, waarvan het onder Arbeidsenquête bekend staande onderzoek (parlementaire enquête op initiatief van de Tweede Kamer) in 1886-1887 naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen de bekendste is. Deze enquête werd vanaf 1890 voortgezet door een Staatscommissie, waarbij het onderzoek verbreed werd naar o.a. ook woonomstandigheden. Wat Overijssel betreft zijn hierin verslagen opgenomen over Twente, de IJsselsteden en de veengebieden in Noord-Overijssel.
Een andere belangrijke enquête is de z.g. Landbouwenquête, officieel: Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van de landbouw en Nederland, ingesteld door de Landbouwcommissie, benoemd 18 september 1886. Het in vier delen gepubliceerde verslag van de commissie verscheen in 1890. Opdracht van de commissie was om de toestand van de landbouw in Nederland in kaart te brengen, en vervolgens voorstellen te doen waarmee de regering de ontwikkeling van de landbouw zou kunnen bevorderen.
In drie van de vier delen zijn de verslagen opgenomen van de enquêtes die in een groot aantal gemeenten gehouden zijn. In lang niet alle gemeentes zijn de enquêtes gehouden. De gemeentes die werden uitgekozen waren ‘type-gemeenten’ die symbolisch waren voor gelijksoortige gemeenten. Hoe men tot de indeling in verschillende type-gemeenten is gekomen staat nergens vermeld.
Het onderzoek ter plekke werd uitgevoerd onder leiding van ‘personen die berekend moeten zijn voor hun taak’. Het onderzoek moest overal ‘naar een vasten maatstaf geschieden’, zodat de uitkomsten van het onderzoek vergeleken konden worden. Toch kregen de onderzoekers de vrijheid zaken die zij van belang achtten toe te voegen. Gevolg van de werkwijze, waarbij het onderzoek per gemeente werd uitbesteed aan lokale deskundigen, was wel, dat de kwaliteit van de verslagen per gemeente verschilt. De commissie: ‘Het kan niet anders of de vruchten van den arbeid van meer dan honderd medewerkers uit verschillende standen der maatschappij, moeten groote verschillen vertoonen in opvatting en uitvoering’.
Overijsselse gemeenten komen aan bod in deel 1. Hieronder de gemeenten met tussen haakjes de deskundigen onder wiens leiding het onderzoek plaatsvond:
Losser (Mr. J.H.A.M. Essink)
Raalte (H.N. Osse)
Zalk en Veecaten (S.Dokter)
Dalfsen (H.J. Warnaars)
Ambt-Hardenberg (H.W. Weitkamp)
Staphorst (Mr. W.J. Baron van Dedem van de Rollecate)
In alle gemeenten werden dezelfde vragen gesteld over:
- de algemene toestand van de gemeente
- toestand van de bodem
- hoe is het bezit verdeeld
- de pachtvoorwaarden
- de toestand van de verkeerswegen en de middelen van vervoer
- kredietverstrekking
- verzekeringswezen
- de toestand van de landbouwbedrijven (het belangrijkste onderwerp)
- nadelige gevolgen van belastingen en rechten
- welke bijzondere gewoonten bestaan er in de gemeente
- de welvaart der landbouwers
- de toestand van de (land)arbeiders
Tussen de verslagen door zijn veel statistische overzichten opgenomen. Het vierde deel is geheel gewijd aan de vergelijking tussen de gemeenten.
Deze Landbouwenquête is een rijke bron van allerlei feiten en gegevens over het platteland eind 19de eeuw. Typisch zo’n uitgave om te digitaliseren. Een kwestie van tijd, denk ik, tot Google Books of dbnl dit op zich neemt. Tot die tijd is het complete werk helaas alleen ter inzage (vanwege zeldzaamheid en slechte papierkwaliteit), o.a. bij de OBD.
Historische verenigingen, zoals b.v. die van Losser en Staphorst, hebben de verslagen over hun gemeenten opnieuw uitgegeven.
Sinttocht Stad
3 dagen geleden
1 opmerking:
Interessant om eens door te bladeren.
Een reactie posten