Posts tonen met het label Uit de Overijssel-collectie van de OBD. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Uit de Overijssel-collectie van de OBD. Alle posts tonen

zondag 15 december 2013

Uit de Overijssel-collectie van de Rijnbrink Groep (14): tijdschriften van historische verenigingen


De Overijssel collectie bevat vrijwel alle jaargangen van periodieken van historische verenigingen in Overijssel. De tijdschriften lopen sterk uiteen wat betreft inhoud en uitstraling. Van diepgravende artikelen met een hoge kwaliteit in het Zwols Historisch tijdschrift, via mooi werk van amateur-historici in Rond den Herdenbergh, d’ Avereester Kroniek of ’n Sliepsteen tot eenvoudige mededelingenblaadjes. Hieronder een complete(?) lijst van deze tijdschriften. Na de titel van het tijdschrift staat vermeld welke jaargangen bij de RBG in Nijverdal in te zien of te leen zijn.

1954 Ommen – De Darde Klokke 1(1954)-heden.
1968 Twente – ’t Inschrien 1(1968)-heden.
1976 Hengelo – Oald Hengel 2(1977)-heden. Vanaf 2007 onder de tirel Hengelo toen en nu
1976 Genemuiden – Oud nieuws 9(1984)-heden. Vanaf 2010 onder de titel Old ni-js
1978 Haaksbergen – Aols Hoksebarge 6(1973)-heden.
1979 Denekamp – ’t Onderschoer 1(1979)-heden.
1979 Delden – Op de Bres (St. Behoud Delden) 4(1982)-20(1999). Niet verder verschenen.
1980 Staphorst – ’t Olde Stapperst 1(1980)-heden.
1981 Bathmen – Verenigingsblad Oudheidkundige Kring Bathmen 7(1987)-heden. Vanaf 2000 onder de titel Oud Batmen
1981 Heino – Omheining 4(1984)-heden.
1982 Wijhe – Historische Ver. Wijhe 2(1983)-heden. Vanaf 1991 onder de titel Rondom de Toren
1982 Weerselo – Heemkunde Weerselo 1(1982)-heden. Vanaf 1992 onder de titel Oet de Boerschopn
1983 Nieuwleusen – Ni’jluusn van vrogger 1(1983)-heden.
1983 Den Ham/Vroomshoop – ’t Middendorpshuis 5(1987)-heden.
1984 Hardenberg – Rondom den Herdenbergh 4(1987)-heden.
1984 Zwolle – Zwols Historisch Tijdschrift 1(1984)-heden.
1984 Steenwijk – Historische mededelingen 2(1985)-heden.
1984 Hasselt – Hasselt Historiael 1(1984)-heden.
1984 Dedemsvaart – Historische Vereniging Avereest 5(1988)-heden. Vanaf 2010 onder de titel d’Avereester Kroniek
1985 Enschede – ’n Sliepsteen 1(1985)-heden.
1985 Vollenhove – Kondschap 2(1986)-heden.
1988 Dalfsen – Rondom Dalfsen 191988)-heden.
1989 Ambt-Delden – Heemkunde Ambt-Delden 1(1989)-heden. Vanaf 1999 onder de titel De 7 Boerschoppen
1990 Olst – ’t Olster Erfgoed 1(1990)-heden.
1991 Borne – Boorn & Boerschop 2(1192)-heden.
1991 Slagharen – De Posthoorn 18(2008)-heden.
1991 Zwartsluis – Sluziger Kroniek 1(1991)-heden.
1992 Almelo – Historische Kring Almelo 1(1992)-heden. Vanaf 1998 onder de titel Stad & Ambt
1992 Hellendoorn/Nijverdal – De Reggesproake 1(1992)-heden.
1993 Losser – Oet dorp en marke 8(2000_-heden.
1993 Oldemarkt e.o. – De Silehammer 1(1993)-heden.
1994 De Lutte e.o. – ’n Hoesbreef 2(1995)-heden.
1996 Wierden – Weder-Aardigheden 1(1996)-heden.
1998 Markelo – Marclo’s Chronijke 2(1999)-heden.
2002 Raalte – Kruudmoes 1(2002)-heden.
2003 Vriezenveen – Waver ’t Vjenne 1(2003)-heden.
2006 Oldenzaal – Ons Oldenzaal 1(2006)-heden.
2007 Goor – De Schietspoel 5(2011)-heden.
???? Kampen – Historisch tijdschrift voor de IJsseldelta 31(2006)-heden.


Op de lijst staan niet de jaarboekjes die door een aantal historische vereniging worden uitgegeven. Deze vind je opvallend vaak in de buurt van Ootmarsum: Jaarboekje Ootmarsum (vanaf 1983), Jaarboekje Vasse Mander Hezingen (vanaf 1982), Jaarboekje Reutum en Haarle (1986), Historische schetsen Langeveen (1990). De laatste twee zijn alweer opgeheven. Sinds kort verschijnt 1x per jaar de Heembode Geesteren.

Met afstand het oudste historische tijdschrift is De Darde Klokke (Ommen), hoewel de gestencilde velletjes uit de eerste jaren niet de naam tijdschrift verdienen. Dat gold trouwens ook voor vele eerste jaargangen van de andere tijdschriften. Mooie glossy uitvoeringen ontstonden eigenlijk pas in deze eeuw. ’t Onderschoer (Denekamp) is een voorbeeld van een tijdschrift met veel inhoud in een sobere uitvoering, waardoor het toch zeer lezenswaardig is. Sommige periodieken zijn meer mededelingenblaadjes dan historisch magazine. Zo is er een groot verschil in inhoud, leesbaarheid en uitstraling.

Bovenstaande reeks laat zien dat twee derde van de tijdschriften in een tijdsbestek van 15 jaar (1978-1992) voor het eerst verschenen, de periode dat veel historische verenigingen werden opgericht en tot bloei kwamen. Zou dit iets te maken hebben gehad met de crisis in de jaren tachtig? Het was de tijd dat de (jeugd)werkloosheid werd bestreden door het invoeren van de VUT. In grote bedrijven konden men soms vanaf 55 jaar al met vervroegd pensioen, zonder er financieel veel op achteruit te gaan. Veel van deze jongere ouderen werden blijkbaar actief binnen een historische vereniging. Wellicht speelden er meer factoren een rol. De globalisering van de samenleving wordt ook vaak genoemd als reden voor de opbloeiende interesse voor de eigen omgeving. Met de optrekking van de AOW-leeftijd naar 67 jaar is er minder aanwas te verwachten voor de historische clubs. Wel zie je hier en daar initiatieven om een nieuwe generatie te lokken met projecten over de jaren zestig en zeventig, de tijd waarin de huidige jonge ouderen nog jong waren.


Op dit weblog is na te gaan welke artikelen vanaf 2009 verschenen in de diverse tijdschriften.

zaterdag 4 februari 2012

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (13): Twentekanaal

In de Overijssel collectie bevinden zich tientallen kaarten, rapporten en andere publicaties over de Twentekanalen.

Korte geschiedenis
Al tijdens de aanleg van de Overijsselse kanalen in het midden van de 19de eeuw werd er gepleit voor een kanaalverbinding tussen de IJssel en Twente. Liefst acht serieuze plannen werden in de loop van de tijd op papier gezet met verschillende tracé’s, totdat een in 1914 benoemde Staatscommissie het definitieve tracé bepaalde, waarmee de Tweede Kamer in 1919 akkoord ging. De ‘reddeloze toestand der staatsfinanciën’ - ook toen al -en de lange onteigeningsprocedures maakten dat pas in 1930 begonnen kon worden met de aanleg van het sinds kort weer in de belangstelling staande sluiscomplex bij Eefde. Het kanaal werd gegraven door een leger van werklozen met schop, kruiwagen en kiepkar. Op 6 mei 1936 vond de officiële opening plaats.



Boven en onder: reportage uit Eigen Erf van 28 augustus 1936 over de opening van de Enschedese haven, eindpunt van het Twente-Rijnkanaal, zoals het toen genoemd werd, door minister Van Lidt de Jeude van Waterstaat. Op 6 mei was het kanaal al officieel geopend door Koningin Wilhelmina.



Boeken, kaarten, rapporten etc.
Zoek in de Overijsselse Aquabrowser op het trefwoord ‘twentekanaal’ naar literatuur. Voor kaarten ga naar Overijssel in kaart en zoek op b.v. ‘kanaal’ en ‘twent(h)e’.

Beeld en geluid
Ik kan geen beelden of geluid vinden van de beide openingshandelingen, maar misschien heb ik niet goed gezocht.
Wel zijn er beelden va de aanleg (1950) en opening (1953) van de zijtak van het Twentekanaal.

Toekomst
Hoe belangrijk het kanaal nog steeds is bleek onlangs wel uit de gevolgen van de stremming bij de sluis in Eefde. De schade loopt in de vele miljoenen. Jaarlijks bevaren 15.000 schepen het Twentekanaal, ruim 40 per dag. Dat lijkt niet veel, maar de lading van één schip staat gelijk aan de lading van zo’n 200 vrachtwagens. Een extra sluis bij Eefde zal nodig zijn om in de toekomst dit soort problemen te vermijden. Ook om de binnenvaart te bevorderen wat nodig is omdat door de invoering van het Hoogfrequent Spoorvervoer in de Randstad de plaatsen langs de spoorlijn Arnhem-Oldenzaal ‘opgescheept’ zitten met 80 passerende goederentreinen per etmaal in 2020. Onaanvaardbaar voor de betrokken gemeenten. Een extra sluis, meer havenvoorzieningen en uitdieping van het kanaal vanaf Delden – in het kanaalvak Delden-Enschede kunnen schepen elkaar niet passeren – kunnen ervoor zorgen dat er veel meer goederen per schip kunnen worden vervoerd.
Steeds vaker wordt ook gepleit voor doortrekking van het Twentekanaal naar Duitsland om daar aansluiting te verkrijgen met het Mittellandkanaal en Dortmund-Emskanaal.

zondag 27 februari 2011

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (12): Markeboeken



Er zullen geen volksstammen voor warmlopen, maar de OBD bezit een 15-tal gekopieerde markeboeken, die gewoon uitleenbaar zijn.

Zoals bij ingewijden bekend was de marke, ook markegenootschap of boermarke genaamd, een middeleeuws collectief van grotere boeren die gezamenlijk het beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke gronden reguleerden, aldus Wikipedia.

In het deel van de Geschiedkundige atlas van Nederland over de Marken in Overijssel, geschreven door G.A.J. van Engelen van der Veen worden in Overijssel 184 marken vermeld. 115 waren gelegen in het voormalige Drostambt Salland, 60 in het Drostambt Twente en 9 in het Drostambt Vollenhove.

Van de vergaderingen (holtings) van de markgenoten, die onder leiding stonden van de markenrichter, werden verslagen opgemaakt, die werden opgeschreven in de marke(n)boeken, die een tijdvak van meerdere eeuwen konden beslaan. Niet alles is bewaard gebleven. Wat wel bewaard bleef ligt veilig opgeborgen in archieven.
De markeboeken bevatten veel historische informatie. Om ze te kunnen lezen is kennis van oud-schrift nodig. Vandaar dat historische verenigingen zijn begonnen met het transcriberen van markeboeken en deze transcripties ook hebben uitgegeven. Voorbeelden: Het markeboek van de Eschmarke, Het markeboek van de marke Raalterwoold, Het markenboek van Agelo, Markeboek Lonneker, Markeboek Markelo.

De gekopieerde markeboeken, bij de OBD aanwezig, zijn uiteraard niet getranscribeerd. De verschillende (soms zeer slordige) handschriften maken het lezen moeilijk. Zoals gezegd, een cursus oud-schrift biedt hiervoor een oplossing.
Het zal een kwestie van tijd zijn totdat de markeboeken zijn gedigitaliseerd en zelfs getranscribeerd. Tot het zover is, kan het voor de liefhebber van lokale geschiedenis best interessant zijn om eens zo’n gekopieerd markeboek te lenen.

Van de volgende marken zijn de markeboeken te leen:
Elsen 1549-1856
Markelo 1805-1869
Diepenheim 1765-1858
Twekkelo 1868-1870
Usselo 1615-1750
Hellendoorn 1618-1850
Groot Driene 1832-1844
Enter 1660-1704 / 1747-1819
Wierden- Hooge Hexel 1759-1812
Notter – Zuna 1709-1820
Langelo 1603-1862
Lemselo 1654-1840

Zoek ze op in de Overijsselse Catalogus (in de sidebar van dit weblog) en je kunt ze vervolgens reserveren.

zondag 28 november 2010

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (11): Landbouwenquête 1886

In de tweede helft van de 19de eeuw zijn er van overheidswege een aantal enquêtes gehouden, waarvan het onder Arbeidsenquête bekend staande onderzoek (parlementaire enquête op initiatief van de Tweede Kamer) in 1886-1887 naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen de bekendste is. Deze enquête werd vanaf 1890 voortgezet door een Staatscommissie, waarbij het onderzoek verbreed werd naar o.a. ook woonomstandigheden. Wat Overijssel betreft zijn hierin verslagen opgenomen over Twente, de IJsselsteden en de veengebieden in Noord-Overijssel.



Een andere belangrijke enquête is de z.g. Landbouwenquête, officieel: Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van de landbouw en Nederland, ingesteld door de Landbouwcommissie, benoemd 18 september 1886. Het in vier delen gepubliceerde verslag van de commissie verscheen in 1890. Opdracht van de commissie was om de toestand van de landbouw in Nederland in kaart te brengen, en vervolgens voorstellen te doen waarmee de regering de ontwikkeling van de landbouw zou kunnen bevorderen.

In drie van de vier delen zijn de verslagen opgenomen van de enquêtes die in een groot aantal gemeenten gehouden zijn. In lang niet alle gemeentes zijn de enquêtes gehouden. De gemeentes die werden uitgekozen waren ‘type-gemeenten’ die symbolisch waren voor gelijksoortige gemeenten. Hoe men tot de indeling in verschillende type-gemeenten is gekomen staat nergens vermeld.
Het onderzoek ter plekke werd uitgevoerd onder leiding van ‘personen die berekend moeten zijn voor hun taak’. Het onderzoek moest overal ‘naar een vasten maatstaf geschieden’, zodat de uitkomsten van het onderzoek vergeleken konden worden. Toch kregen de onderzoekers de vrijheid zaken die zij van belang achtten toe te voegen. Gevolg van de werkwijze, waarbij het onderzoek per gemeente werd uitbesteed aan lokale deskundigen, was wel, dat de kwaliteit van de verslagen per gemeente verschilt. De commissie: ‘Het kan niet anders of de vruchten van den arbeid van meer dan honderd medewerkers uit verschillende standen der maatschappij, moeten groote verschillen vertoonen in opvatting en uitvoering’.

Overijsselse gemeenten komen aan bod in deel 1. Hieronder de gemeenten met tussen haakjes de deskundigen onder wiens leiding het onderzoek plaatsvond:
Losser (Mr. J.H.A.M. Essink)
Raalte (H.N. Osse)
Zalk en Veecaten (S.Dokter)
Dalfsen (H.J. Warnaars)
Ambt-Hardenberg (H.W. Weitkamp)
Staphorst (Mr. W.J. Baron van Dedem van de Rollecate)

In alle gemeenten werden dezelfde vragen gesteld over:
- de algemene toestand van de gemeente
- toestand van de bodem
- hoe is het bezit verdeeld
- de pachtvoorwaarden
- de toestand van de verkeerswegen en de middelen van vervoer
- kredietverstrekking
- verzekeringswezen
- de toestand van de landbouwbedrijven (het belangrijkste onderwerp)
- nadelige gevolgen van belastingen en rechten
- welke bijzondere gewoonten bestaan er in de gemeente
- de welvaart der landbouwers
- de toestand van de (land)arbeiders



Tussen de verslagen door zijn veel statistische overzichten opgenomen. Het vierde deel is geheel gewijd aan de vergelijking tussen de gemeenten.
Deze Landbouwenquête is een rijke bron van allerlei feiten en gegevens over het platteland eind 19de eeuw. Typisch zo’n uitgave om te digitaliseren. Een kwestie van tijd, denk ik, tot Google Books of dbnl dit op zich neemt. Tot die tijd is het complete werk helaas alleen ter inzage (vanwege zeldzaamheid en slechte papierkwaliteit), o.a. bij de OBD.
Historische verenigingen, zoals b.v. die van Losser en Staphorst, hebben de verslagen over hun gemeenten opnieuw uitgegeven.

zondag 22 augustus 2010

Uit de Overijssel Collectie van de OBD (10): Jeugdherinneringen van Marie Ovink

De levensloop van Marie Ovink (1833-1920 ) is typisch voor haar tijd. Ze werd in Zwolle geboren, waar haar vader een winkel dreef. Tevens was hij kapitein bij de Zwolse schutterij. Gelegerd in Den Bosch in verband met de Belgische kwestie stierf hij toen Marie nog geen jaar oud was. Zonder voldoende inkomsten was haar moeder gedwongen met haar kinderen bij haar ouders in Oldenzaal in te trekken. Haar vader, Johan Helderman, was leraar en praeceptor aan de Latijnse school en had bijbaantjes als griffier en markerichter. Op leeftijd gekomen moest hij in 1851 de dienstwoning verlaten. Gelukkig wist een oom van Marie, die burgemeester van Den Ham was, een woning te vinden voor het gezin in Den Ham. Marie werd huishoudster/gezelschapsdame bij goed gesitueerde oudere dames onder meer in Den Ham en Zutphen. Later kwam ze in dienst bij mr. H. van Marle, een welgestelde 77-jarige weduwnaar in Groningen. Een jaar later trouwde ze met hem, het leeftijdsverschil was 46 jaar (!). Het echtpaar kreeg twee kinderen, waarvan een dochtertje, dat na enkele maanden overleed, en een zoon, die 22 jaar oud werd. Haar zoon liet een vrouw en dochtertje achter. Deze kleindochter van Marie Ovink werd later de vrouw van dr. P.J. Enk, hoogleraar te Groningen. Voor deze kleindochter en haar man schreef Marie haar jeugdherinneringen op, blijkens de ondertitel van het boek.
Na de dood in 1878 van Van Marle, was Marie Ovink inmiddels, 46 jaar oud, in 1879 opnieuw getrouwd met de 10 jaar jongere Dirk de Voogt, ambtenaar bij de spoorwegen en later directeur van een handelsfirma. In 1893 werd Marie opnieuw weduwe. Haar schoondochter was intussen hertrouwd met de burgemeester van Borculo, bij wiens gezin Marie intrekt, totdat de burgemeester naar Nijmegen vertrekt. Tot 1903 woont ze dan nog in bij het gezin van haar zuster in Borculo. Als zij overlijdt slijt ze rest van haar leven op kamers bij een Borculose bakker.


Foto boven: De enige bekende foto met Marie Ovink, in 1876 genomen voor huize Bloemwijk in Apeldoorn. Marie staat onder de overhellende boomtak tussen twee zittende personen in, haar man en haar zuster (Bron: Jaarboek Twente)

Het is duidelijk dat huwelijken in die tijd veelal tot stand kwamen vanwege economische omstandigheden en/of motieven en dat klassebewustzijn ook een belangrijke rol speelde.
Marie’s leven kende een slechte start vanwege de vroege dood van haar vader. Gelukkig behoorde haar moeder’s familie tot de burgerlijke en intellectuele klasse, zodat ze zich wist te bewegen in voorname kringen. Zo trouwde ze met een rijke notaris, die haar een behoorlijke erfenis naliet. Daarvan kon ze nog tientallen jaren redelijk leven, maar zeker niet onder luxe omstandigheden. Het feit dat ze op kamers boven een bakkerij ging wonen wijst in die richting.
Opmerkelijk is het dan ook, dat ze in 1917, drie jaar voor haar dood, een boek laat uitgeven met haar Jeugdherinneringen, weliswaar in een kleine oplage, maar toch een kostbare zaak.

J.H.R. Wiefker heeft veel naspeuringen gedaan naar Marie Ovink, haar familie en haar Jeugdherinneringen. In een artikel in Jaarboek Twente 1999 publiceert hij wat hij in de loop der jaren ontdekt heeft. Ook staan er in dit artikel een groot aantal citaten uit het boek, dat herinneringen bevat van de schrijfster uit de eerste helft van haar leven – de periode tussen 1837 en 1865.
Wiefker omschrijft het boek als volgt: een belangrijk egodocument, omdat we met de schrijfster mee kunnen kijken en luisteren naar war zij vastlegde over haar tijd, veelal heel levendig en persoonlijk betrokken, over gebeurtenissen en voor haar emotievolle momenten. Weliswaar heeft het werk geen literaire waarde, wel geeft het enig inzicht in de leefwijze en gevoelswereld van een onbemiddelde burgerdochter in het midden van de 19de eeuw.

In het Repertorium van egodocumenten van Noord-Nederlanders uit de negentiende eeuw staat het volgende over het boek: ‘Vlot geschreven belevenissen, onder meer over de viering van Sint Nicolaas, een oom in Rusland (die bij de Berezina gewond was geraakt en vervolgens met de dochter van een Russische graaf huwde en tenslotte zich als arts in Saratow vestigde), over uitstapjes, logeerpartijen en dergelijke. Citeert veel oude rijmen. Geschreven voor haar kleinkinderen. Een citaat uit het boek: 'Toen tante Van der Vliet hem eens verboden had, hop-la-hop met de ophaalgordijnen in de salon te spelen, had hij geroepen: "Ga maar weg, ouwe kraai."'

Het boek bevat uitvoerige herinneringen aan Zwolle, Oldenzaal en Den Ham. Door de geringe oplage is het werk zeer zeldzaam en slechts in een drietal bibliotheken in Overijssel aanwezig, helaas vanwege de zeldzaamheid niet uitleenbaar. Een voorbeeld van een boek dat nog eens herdrukt zou moeten worden of gedigitaliseerd.

zondag 28 maart 2010

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (9): Twentsche Almanak



Almanakken bestaan vanaf het ontstaan van de drukpers en waren er in vele soorten en maten, zoals op de webtentoonstelling van de Koninlijke Bibliotheek te zien is. Er zijn almanakken die al enkele eeuwen geleden voor het eerst verschenen en nog steeds bestaan. Tijdens het hoogtepunt van de almanak (18e en 19e eeuw) hadden verschillende bevolkingsgroepen hun eigen almanak: zakenlieden, militairen, vrouwen, kinderen, protestanten, katholieken, joden, studenten, vrijmetselaars, boeren en liefhebbers van proza en poëzie.

Een aantal almanakken ontlenen hun naam aan een plaats, streek of provincie. De bekendste is de Enkhuizer Almanak, maar ook in Overijssel waren/zijn er diverse almanakken. Uiterlijk kenmerk van dit type almanakken is dat ze klein en handzaam zijn. Je kon ze in je zak steken. Ze waren goedkoop en hadden daardoor hoge oplagen. Maar toch, juist omdat het eigenlijk gebruiksvoorwerpen waren, zijn veel oude almanakken uiterst zeldzaam. Bibliotheken en archieven bezitten vaak incomplete verzamelingen, sommige jaargangen zijn er gewoon niet meer.

De eerste almanakken fungeerden als kalender. Aan de kalenderdagen werden steeds meer wetenswaardigheden toegevoegd: astrologische voorspellingen, feest- en gedenkdagen, weersvoorspellingen, zon- en maanstanden, markten, postdiensten, geldkoersen, samenstelling gemeentebesturen e.d., trein- en busdiensten, kerkdiensten, adressen etc. En niet onbelangrijk, allerhande mengelwerk: verhalen, gedichten, spreuken en gezegden, rijmsels, anekdotes, cartoons, zoekplaatjes en zelfs moppen. Zo kon degene, die gewoonlijk niet veel las, na het verschijnen van een almanak voorlopig weer even vooruit. Ideale lectuur ook voor op het toilet bijvoorbeeld.

De voor zover bekend oudste almanak komt uit Overijssel: de Deventer almanak, waarvan de oudste uitgave van omstreeks 1480 dateert, en die ook werd gevonden tussen de resten van de expeditie van Barentsz en van Heemskerck (1595).
Ook de Steenwijker almanak (1664) heeft een eerbiedwaardige ouderdom. De Overijsselsche almanak (1835-1855) en de Kamper almanak (vanaf 1928), die nog steeds verschijnt, zijn anderssoortige almanakken. Hoewel ze ook veel typische almanak-informatie bevatten, hebben ze een ander formaat en gaat het hier ook vooral om de historische en/of literaire bijdragen.

Tot 1879 had Twente geen eigen almanak. De vanuit Steenwijk naar Hengelo verhuisde drukker Johan Klaasesz bracht samen met boekhandelaar H.L. Smit in 1877 de Twentsche Volksalmanak uit, maar dit bleek geen commercieel succes.
De Almelose drukker J.T. Sommer had in 1879 meer succes, zijn Twentsche Almanak sloeg wel aan. Tot 1924 zou drukkerij Sommer de almanak jaarlijks laten verschijnen, daarna nam de Twentsche Courant het stokje over. In 1994 kwam de uitgave in handen van de Twente Akademie en daarna Van Deinse Instituut i.s.m. uitgeverij Gherre, sinds kort is de Twentse (zonder ch) een product van TwentseWelle.

Johan Buursink schreef in de honderdste uitgave (1979) van de Twentsche Almanak een korte geschiedenis van deze almanak en gaat in op het bijzondere kenmerkende van de TA, n.l. het dialectverhaal, dat vrijwel vanaf de eerste uitgave (tot heden) in de almanak werd opgenomen. Opvallend is dat slechts enkele schrijvers ieder enkele decennia voor hun rekening hebben genomen: de Reutumse onderwijzer J.W. Heinink schreef zijn dialectverhalen tot aan zijn dood in 1906. ‘meester’ G.B. Vloedbeld (van oorsprong ook al onderwijzer) van 1911 tot 1936 en in drie decennia na de Tweede Wereldoorlog was het agrariër Hendrik Klaassen uit Albergen die zijn boerenverhalen publiceerde.
In de laatste jaren komen ook geschiedkundige onderwerpen aan bod in de almanak.

Behalve de eerste zes jaargangen zijn vrijwel alle sinds 1886 verschenen Twentsche Almanakken bij de OBD aanwezig.

maandag 8 maart 2010

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (8): Tentoonstellingsgidsen 1850-1950



De eerste Wereldtentoonstelling werd gehouden in Londen in Hyde Park in 1851. De wereldtentoonstellingen in de tweede helft van de negentiende eeuw trokken miljoenen bezoekers. Het was de tijd van de grote uitvindingen op het gebied van energie (electriciteit), communicatie (telefoon, telegraaf), vervoersmiddelen (trein, auto) etc. Het aantal producten dat op de markt kwam verveelvoudigde. Rond 1850 kwam de nijverheidstentoonstelling in Nederland opzetten als promotiemiddel voor provincies, steden en natuurlijk voor de leveranciers van het tentoongestelde. De provincie Overijssel was er in 1940 al vroeg bij met het organiseren van de Overijsselse Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst. Initiatiefnemer was de gouverneur Mr. J.H. graaf van Rechteren van Appeltern. De tentoonstelling in het Zwolse Odeon trok in vier weken tijd zo’n 5.000 bezoekers. De vreemde combinatie Nijverheid en Kunst is misschien te verklaren uit het feit dat de industriële massaproductie (behalve in de textiel) toen nog nauwelijks op gang was gekomen en dat ambachtelijk vakmanschap en kunstbeoefening nog dicht bij elkaar lagen.

Na deze tentoonstelling zouden met name in de IJsselsteden nog vele tentoonstellingen volgen op het terrein van nijverheid, handel- en industrie, land- en tuinbouw en kunstnijverheid. Bijzonder was de Geschiedkundig-Overijsselsche tentoonstelling in Zwolle in 1882. In zoveel mogelijk plaatsen werden invloedrijke personen benaderd om belangrijke geschiedkundige voorwerpen (boeken, schilderijen, archeologische voorwerpen, kaarten, kerkzilver, huisraad, kleding, sieraden, familiewapens, zegels, munten etc.) beschikbaar te stellen. Meer dan 3000 objecten werden verzameld. In de catalogus bij de tentoonstelling worden ze allemaal genoemd met meestal ook de vermelding van de eigenaar.



Ook andere catalogi van dit soort tentoonstellingen bevatten vaak een complete opsomming van het tentoongestelde en kunnen dus interessante informatie bevatten, die je niet snel elders vindt. Een aantal van deze catalogi die aanwezig zijn bij de OBD:

- Catalogus van voortbrengselen van Overijsselsche Nijverheid en Kunst (Deventer 1842)
- Catalogus van voortbrengselen van Overijsselsche Nijverheid (Kampen 1846)
- Catalogus der Geschiedkundig-Overijsselsche tentoonstelling (Zwolle 1882)
- Catalogus van de Tentoonstelling van Oude Kunst en Nijverheid (Deventer 1901)
- Officiëele catalogus voor de groote Landbouwtentoonstelling (Deventer 1909)
- Catalogus der Koloniale Landbouwtentoonstelling (Deventer 1912)
- Gids voor de Overijsselsche Nijverheids Tentoonstelling Plan 1913 (Zwolle)
- ‘Elite’- gids voor de Internationale Landbouw-, Tuinbouw, Handel- en Nijverheidstentoonstelling (Enschede 1926)
- Officieele catalogus van de groote Land- en Tuinbouw, Handel en Industrie Tentoonstelling (Deventer 1927)
- Hengelosche Nijverheidstentoonstelling H.E.N.IJ.T.O. (1933)
- Uitgave van het Twentsch Dagblad Tubantia t.g.v. de Tentoonstelling ’t Volle Profijt (Enschede 1936)
- Uitgave N.V. de Arbeiderspers n.a.v. Tentoonstelling ‘t Volle Profijt (Enschede 1936)



Meer gidsen en catalogi van tentoonstellingen zijn te vinden door in de catalogus in de side-bar te zoeken op: catalogus tentoonstelling (in combinatie met b.v. Zwolle, Deventer, Enschede etc.)

Literatuur:
De eerste Overijsselse tentoonstelling van Nijverheid en Kunst te Zwolle (1840)/ door Gregor Rensen In: Zwols Historisch Tijdschrift 1985 no. 3

De Geschiedkundig-Overijsselsche Tentoonstelling van 1882/ door J. ten Hove In: Overijsselse Historische Bijdragen 1988


De Hengelose bijdrage aan de provinciale geschiedkundige tentoonstelling in 1882 in Zwolle/ door Gerard A.B. Nijhuis In: Hengelo toen & nu 2009 no. 5

woensdag 3 februari 2010

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (7): Moderne Devotie

In de Overijssel Collectie bevindt zich zo’n 12 meter aan boeken over de Moderne Devotie en alles wat daar mee samenhangt. Het grootste deel werd in de jaren tachtig in één koop aangekocht en sindsdien is de collectie zo goed en kwaad als mogelijk is, bijgehouden.

Voor wie niet weet waar dit over gaat: de Moderne Devotie is misschien wel het belangrijkste item uit de Overijsselse geschiedenis. Toch zullen veel Overijsselaars hun wenkbrauwen ophalen. Typisch een geval van wereldberoemd, maar dan vooral buiten onze eigen grenzen.


(Bron: Europeana - bezit: KDC Nijmegen)

Grondlegger van de beweging, die later Moderne Devotie werd genoemd, was Geert Grote (1340-1384). Deze Deventer theoloog kwam in 1374 na een ernstige ziekte tot inkeer. Hij ging in retraite bij de kartuizers en werd daarna een prediker, die in zijn preken kerkelijke en geestelijke misstanden op geduchte wijze te lijf ging. Zijn huis stelde hij ter beschikking van vrome vrouwen om er een gemeenschappelijk en aan God gewijd leven te leiden. Ook elders ontstonden mede door zijn bemiddeling religieuze gemeenschappen van mannen en vrouwen, die later de naam kregen van Broeders en Zusters van het Gemene Leven. Geert Grote heeft echter de bloei van de Moderne Devotie niet meer meegemaakt. Die vond pas later plaats in de 15e eeuw.
Centraal in de gedachten van Geert Grote stond de persoon van Christus. Het nemen van Christus en met name de lijdende Christus als uitgangspunt en richtlijn voor het leven op aarde heeft later vooral verbreiding gevonden via Geerts leerling Thomas à Kempis, die verbleef in het klooster Windesheim bij Zwolle. Diens boek De navolging van Christus (De imitatione Christi) is één van de meest vertaalde en herdukte boeken ter wereld geworden.
(Bronnen o.a.: Geert Grote en de Moderne Devotie (1984) en De Moderne Devotie/ door R.R. Post (1940)



Vanuit de IJsselstreek verbreidde de Moderne Devotie zich in de 15e en 16e eeuw over Noordwest Europa. Steeds meer kloosters werden gesticht en ook bestaande kloosters sloten zich aan bij de Congregatie van Windesheim. Onder meer Erasmus en Jeroen Bosch werden beïnvloed door de beweging, die eigenlijk vooruit liep op het protestantisme en verbindingen had met de renaissance en het humanisme.

Hoewel na de zestiende eeuw als beweging vrijwel verdwenen, is er altijd veel belangstelling blijven bestaan voor de Moderne Devotie. Daarvan getuigt ook de omvangrijke (Nederlandstalige) verzameling boeken in onze Overijssel Collectie. In Deventer werd onlangs een Geert Grote Universiteit opgericht.

donderdag 26 november 2009

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (6): Kaarten en atlassen

Wat betreft historische kaarten bezit de OBD circa 150 kaarten van Overijssel en in het bijzonder van Twente vanaf 1598. Niet zo’n grote collectie dus, maar wel representatief naar verschillende periodes. Bijzondere kaarten zijn de Topografische kaart van Overijssel (1846), vervaardigd in opdracht van de Staten van Overijssel, de Rivierkaart van de IJssel met 22 kaartbladen (1840-1846), de eerste uitgave van de Waterstaatskaart (1884-1885), en diverse kaarten met plannen voor een kanaal naar Twente. De kaarten van de OBD zijn samen met een grote verzameling kaarten van Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek ontsloten via www.overijsselinkaart.nl


Het groene hart van Twente, de driehoek Borne-Delden-Hengelo. Fragment Historische atlas Overijssel (circa 1900)


Hetzelfde gebied ruim 50 jaar later (1957). Fragment Topografische kaarten van Nederland, 1955-1965


Weer 50 jaar later (1997) - snelwegen doorkruisen het gebied. Fragment ANWB Topografische atlas Overijssel

Wellicht interessanter, want gewoon voor iedereen te leen, zijn de (historische) atlassen in de collectie van de OBD. Naast alle edities van de Grote Provincie Atlas editie Overijssel, en de ANWB Topografische atlas Overijssel zijn onder meer de volgende atlassen beschikbaar:

Historische plattegronden van Nederlandse steden, deel 9: o.a. Deventer, de steden van Twente en de steden langs de Vecht
Doorgaande wegen in Nederland 16e-19e eeuw, een historische wegenatlas met veel verklarende teksten bij de kaarten
Hottinger Atlas 1773-1794, een bundeling van de bekende Hottinger kaarten die eind 18e eeuw door militaire ingenieurs zijn gemaakt.
Kuyper Gemeente-Atlas (1867)
Historische atlas Overijssel 1:25.000, atlas van de Chromotopografische kaart 1: 25 000 van rond 1900. Twee uitgaven (1990 en 2005)
Grote atlas van Nederland. 1930-1950, bevat oorspronkelijke kaarten en plattegronden uit genoemde periode. Bijzonder zijn de Duitse militaire kaarten uit de Tweede Wereldoorlog.
Topografische Dubbel atlas : Topographische atlas van het Koninkrijk der Nederlanden 1868 vergeleken met Topografie van het huidige Nederland op basis van de SmuldersKompas-cartografie
Topografische kaarten van Nederland, 1955-1965. Heel bijzonder, omdat de situatie wordt weergegeven zoals velen van ons die nog kennen vanuit hun jeugd, dus voor de aanleg van veel snelwegen en van veel nieuwbouwwijken.

woensdag 23 september 2009

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (5): Joan Derk van der Capellen tot den Pol

In het vorig jaar verschenen boek Verleden van Nederland komen slechts twee Overijsselaars voor: Geert Grote en Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Van der Capellen wordt eerst opgevoerd als Gelders edelman en een paar bladzijden later als Overijssels edelman. Laten we er het op houden dat hij een Gelders-Overijssels edelman was: hij stamde uit een Gelderse familie, maar werd bekend in zijn Overijsselse tijd. Trouwens het heeft hem heel wat moeite gekost het predicaat ‘edelman’ (baron) te verwerven. Hij heeft schulden moeten maken om een kleine havezate te bemachtigen, waardoor hij ‘admissie’ verkreeg tot de Ridderschap, en dus tot de Staten van Overijssel. Het was de enige manier om een podium te verkrijgen waarop hij zijn politieke aspiraties kon verwezenlijken.



Tijdens de laatste jaren van zijn korte leven en de eerste jaren na zijn dood was Van der Capellen, patriot en medestander van de Amerikaanse vrijheidsstrijders een veelbesproken en omstreden figuur. Na zijn dood verschenen zowel odes als schotschriften over hem, werd zijn graf opgeblazen, maar werden ook opdrachten gegeven om beelden voor hem op richten. Na de hausse aan publicaties over hem in die tijd werd het lange tijd stil. Er verscheen nog een proefschrift en het echtpaar Wertheim bracht in 1966 het pamflet Aan het volk in Nederland, een soort democratisch manifest, gericht tegen de Oranjes en het oligarchische regeringssysteem, opnieuw uit en kwam met het onomstotelijke bewijs (het vermoeden was er altijd al) dat Van der Capellen hiervan de auteur was. Maar rond de 200ste sterfdag van Van der Capellen in 1984 ontstond er een soort hype: nieuwe publicaties rond zijn persoon, tentoonstellingen en de ‘benoeming’ van Van der Capellen tot ‘eerste Nederlandse democraat’.

Rond 1980 werd de Overijssel Collectie van (de voorganger van) de OBD aangevuld met een grote collectie uitgaven van en over Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Dit was te danken aan G.T. Hartong, die in 1981 de auteur was van een catalogus (eigenlijk een bibliografie) van werken van en over Van der Capellen. Zo’n 90% procent van dit beschreven materiaal is aanwezig in de Overijssel Collectie. Een gedeelte van de collectie is overgebracht naar het Historisch Centrum Overijssel vanwege de klimaatbeheersing etc., maar de verzameling is voor iedereen te raadplegen ofwel bij de OBD in Nijverdal ofwel bij het HCO in Zwolle.


Boven: Eén van de geschriften in dichtvorm, uitgegeven als eerbetoon aan Van der Capellen. Onder: de laatste regels van ‘Den Lof …’

maandag 20 juli 2009

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (4): Typen en schetsen uit de opkomst van de Socialistische beweging in Twente

Meer dan 20 jaar geleden stuitte ik bij het IISG in Amsterdam op de serie artikelen Typen en Schetsen uit de opkomst van de Socialistische beweging in Twente in Recht door Zee, orgaan gewijd aan de belangen van de verdrukten en miskenden, jrg 27-28 (1917-1918). De medewerkers van het IISG waren zo vriendelijk alle afleveringen te kopiëren en op te sturen. Een collega heeft de artikelen gekopieerd en gebonden, zodat de OBD in het bezit is van een uniek (in de zin van enig) exemplaar.

De auteur van het ‘feuilleton’, zoals de serie artikelen werd aangeduid, was J. v. L. Achter dit pseudoniem moet haast wel Johan Pieterson schuilgaan. Een aantal redenen om dit aan te nemen: hij kent zoveel details dat hij deel moet hebben uitgemaakt van zijn onderwerp, hij noemt zichzelf een zeer goede vriend van Johan Tusveld, hij maakt melding van zijn redacteurschap van Recht door Zee, van de vier invloedrijkste propagandisten in die tijd (Bennink, Tusveld, Lansink, Pieterson) is aan Pieterson geen artikel gewijd. Dus moet J. v. L. dezelfde zijn als Johan Pieterson. J. v. L. zou een afkorting kunnen zijn van Johan van Losser. Pieterson was één van de aanvoerders van de socialisten die in 1894 een propaganda-tocht vanuit Enschede naar Losser ondernamen en door de bevolking, opgehitst door pastoor en burgemeester, met hooivorken werden verdreven, waarbij één socialist om het leven kwam. Ondanks een vlammende verdedigingsrede van Troelstra werden een aantal socialisten tot celstraf veroordeeld. Deze ‘Slag om Losser’ trok landelijk de aandacht. In Typen en schetsen wordt aan deze gebeurtenis veel aandacht besteed.


Johan Pieterson, de vermoedelijke auteur van Typen en schetsen ... (Foto: IISG)

Typen en schetsen bevat uiteenzettingen over filosofische, historische en godsdienstige vraagstukken. Ook de richtingenstrijd (anarchisten en sociaal-democraten) komt uitgebreid aan bod. Opvallend is dat veel Twentse voortrekkers uit de arbeidersbeweging niet duidelijk kozen voor één van beide richtingen en veel toleranter waren in deze kwestie dan elders in Nederland.
Zoals de titel aangeeft is er veel aandacht voor de opkomst van de socialistische beweging in Twente. Tussen de beschrijvingen door staan korte biografieën over een dertigtal personen, die vooral locaal in Twente een rol hebben gespeeld. Zij worden meestal niet genoemd in de standaardwerken van W.H. Vliegen en anderen. Typen en schetsen bevat veel biografische gegevens, die nergens anders te vinden zijn.


Johan Tusveld (Foto: IISG)

De biografische schetsen lezend, is de balans nogal triest. Nogal wat mannen (en enkele vrouwen, voor wie de auteur veel bewondering koestert) van het eerste uur geraakten op den duur in een toestand van pessimisme – de revolutie liet wel heel lang op zich wachten. Voor de meesten is hij mild, want er waren persoonlijke omstandigheden of er was te grote tegenstand om de strijd vol te houden. Zo oordeelt hij over een al op leeftijd zijnde Gerrit Bennink: ‘Bennink is pessimist en laat weinig meer van zich horen. Waar hij voor enige jaren zijn vrouw heeft verloren, zijn levensgezellin van zoveel lief en leed, - ere zij haar aandenken – is zijn strijdlust er zeker niet op verbeterd. Maar Bennink is en blijft zonder twijfel een van die mensen, welke zonder voordeel, zonder bijbedoelingen, zich geheel en al geven voor de zaak des volks, voor de verdrukten en miskenden’.
Ten aanzien van ‘renegaten’, verraders, die voor zichzelf gekozen hebben, oordeelt hij hard, zoals over ene B. : ‘Niet onontwikkeld, hoogstens dertig jaar oud zijnde, versprak B. veel goeds en menigeen zag in hem een propagandist in spé. Echter zijn vrouw bezat andere idealen – deze wilde hogerop, trachtte toenadering te verkrijgen met de lui die centen hadden en in fatsoenlijkheid deden. Het duurde dan ook niet lang of de bezoeken van B. op onze bijeenkomsten en cursussen werden steeds zeldzamer. B. had maar een dun laagje sociale verf op zijn corpus zitten, en dat regende er bij ’t eerste en beste onweertje schoon af. In de grote werkstaking bij Van Heek (1901), waarvan een algemene uitsluiting het gevolg was, bleef B. doorwerken – was onderkruiper. Sedert deze ellendige daad hebben we van B. niets meer vernomen. En wanneer vandaag of morgen Magere Hein hem te pakken krijgt en een woning van zes planken het laatste is wat hij nog te wachten heeft, kan er op B’s graf geschreven worden: ‘ik beloofde iets te worden, doch eindigde mijn bestaan met niets te zijn’.

Tenslotte, als voorbeeld, de complete biografische schets van Jan Cremer Sr. , zoals deze is te vinden in Typen en schetsen.


Jan Cremer Sr.

TYPEN EN SCHETSEN
uit de opkomst van de Socialistische Beweging In Twente.
Door J. v. L.

33. J. Cremer, thans 40 jaar oud, geraakte reeds op zeer jeugdigen leeftijd in de socialistische beweging. J.C. is sterk romantisch aangelegd, dat niet alleen in spreekwijze, doch vooral in z'n schrijven, tot uitdrukking komt.
In de eerste jaren van m'n kennismaking met C. scheen 't mij toe, dat hij niet veel om het socialisme gaf, bijzonder druk maakte hij er zich toendertijd niet voor. Later veranderde dit. Hij begon kleine stukjes in R. d. Z. (= Recht door Zee) en andere bladen te schrijven, die, wat stijl en inhoud betrof, den idealist en dweper verrieden.
Door gebrek aan werk - J. C. was bankwerker, later electricien - werd hij gedwongen 'n tijdlang in Duitschland te gaan arbeiden en hij keerde eerst vandaar terug, toen hij soldaat moest worden. Na 't matrozenpakje tegen z'n gewone plunje te hebben verwisseld, bleef ie weer 'n tijdlang in E. (= Enschede), zonder daar echter geschikt werk te kunnen vinden.
Ten langen leste kreeg ie arbeid te Amsterdam, vooral in die plaats voltooide C. z’n anarchistische opvoeding.
Ook te Driebergen is C. 'n tijdlang werkzaam geweest. Hij werkte daar als monteur voor de aanleg van electrische installaties.
Door z’n sterke oppositie, maar vooral doordat ie zo veel naar buiten als socialist optrad, geraakte hij in conflict met den administrateur J. v. Kampen, 'n schoft van ’t eerste soort en deze verhouding werd op den duur zoo slecht, dat C. aan de Centrale z’n ontslag nam.
Naar aanleiding en tengevolge daarvan schreef hij 'n zeer duidelijke, met feiten. gedocumenteerde brochure getiteld ‘Een Stem om Recht’ waarin hij ’n aanschouwelijk beeld ontrolde van den slaafschen geest en onheusche toestanden welke in die fabriek ook met betrekking tot het andere personeel, bestonden.
J. C., die intusschen gehuwd was, begon meer en meer als schrijver op te treden. En naarmate hij meer schreef en nadacht over de verschillende maatschappelijke problemen, wonnen z'n artikelen in stijl en helderheid van gedachten.
Zoo nu en dan kwam echter den ouden romanhschen geest weer boven. 't Bewijs hiervoor was het plan van C. om met een kameraad een voetreis te maken naar Rome. Na onderweg veel ongemak en ellende ondervonden te hebben, kwamen zij tot Genua - toen waren de centen op. En daar de Italiaansche wet bepaalt, dat geen vreemdelingen het grondgebied van Italië mogen betreden of zij moeten in het bezit zijn van 30 francs - ongeveer fl. 14 in Ho1landsch geld -, mochten zij het schip niet verlaten, alvorens de Hollandsche consul, die tusschen haakjes, 'n humaan mensch bleek te wezen, hun te hulp kwam. Deze zond de beide zwervelingen over Milaan en Florence naar 't kikkerland terug.
Een tweede voetreis, door Duitschland en Zwitserland naar Italië liep weinig gelukkiger af.
In 't ‘Volksdagblad’ en later in ‘Onze Courant’ een te Driebergen verschijnend weekblad, publiceerde hij z'n reisindrukken onder den titel van: ‘Zwerven’. De in dat reisverhaal neergelegde beschouwingen over toestanden, zeden en gewoonten laten zich aangenaam lezen en doet den lezer zien, welk een hartstochtelijke bewonderaar de schrijver is van vlinders, bloemen en planten, van natuurschoon in 't algemeen.
In 't maatschappelijke leven heeft J. C. meer dan eens moeten gevoelen, dat men in onze maatschappij niet ongestraft een eigen meening die indruischt tegen de bestaande begrippen van huichelarij en uitbuiting, op na te houden.
Dikwijls werd hem de strijd om het bestaan zwaar en moeilijk gemaakt.
Thans, op rijperen leeftijd gekomen en door de ervaring geleerd, dat alles betrekkelijk is, ook wat betreft de verwezenlijking van de socialistisch-anarchistische idealen, ziet hij de toekomst minder rooskleurig in.
De hebzucht in den mensch - het schacheren, bedriegen van de grooten en de kleinen - het jagen, kruipen en flikflooien naar 'n baantje of gesalarieerd postje in de sociale, anarchistische beweging of vakorganisatie, en dan de massa gebruiken als ladder waarlangs zij verder omhoog klimmen, heeft C. pessimistisch gemaakt.
C. z’n groote grief tegen de sociaal-anarchisten is, dat bij hun alles theorie blijft, niet de minste poging is ooit gedaan om de leer met het werkelijke leven in overeenstemming te brengen, integendeel, in de praktijk des levens handelen ze vaak nog gemeener en slechter dan de groote hoop van het onwetende volk.
Hoe zullen we ooit een betere samenleving verkrijgen, wanneer we blijven voortgaan met de verzenen tegen de prikkels te slaan? In dat opzicht zijn de snaren zijner ziel geheel anders gestemd dan 'n elf jaar geleden, toen C. z'n brochure ‘Een Stem om Recht’ in 't licht gaf, waarvan ’t slot nog vervuld was met 'n onwrikbaar geloof aan de toekomst. Toen kon hij nog schrijven:
'Buiten hoor ik weer de vogels fluiten, het geklink-klank van 't zilveren klokgeschal spreken van liefde en reinheid. Dit alles zijn de boden van poëzie, de lente in 't leven, zoo is 't gebleven in me, sluimerend idealisme, dat weldra zal ontwaken in reine atmosfeer.
Weg uit 't milieu van bekrompenheid, laster, leugen en hielenlikkerij, gaan we weer met meerdere hoop het leven tegemoet.
Zoo zal het gaan, het eeuwige zoeken naar geluk, naar bevrediging onzer stoffelijke en geestelijke behoeften. Breed in opvatting, verdraagzaam tegen anderen, lacht de wereld ons tegen.
Alle vertrouwen in de menschen heb ik nog niet verloren, wetende dat naast vele giftige, reine bloemen hunne moederlijke slippen buigen voor 't ontvangen van vruchtdragend stuifmeel, dat de wereld zal bevruchten met nieuwe zaden voor 't komende leven. Op vrijen grond met vrije rmenschen te leven, dat is het beeld, dat ons kracht geeft voort te gaan op den eenmaal ingeslagen weg van waarheid en recht.

dinsdag 19 mei 2009

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (3): Geïllustreerde gidsen 1890-1930


Afbeelding: toeristische gids van Goor (1901)

De OBD is in het bezit van enkele tientallen geïllustreerde gidsen van Overijsselse plaatsen uit de periode 1890-1930. Deze gidsen werden meestal uitgegeven door de plaatselijke VVV’s. De inhoud bestond uit een aantal vaste onderdelen: ze bevatten advertenties, feitelijke informatie over dienstregelingen, postbezorging, logiesmogelijkheden en een aantal wandel- en soms fietsroutes. De beschreven wandelingen zijn interessant: het gaat vaak om zeer gedetailleerde beschrijvingen van straat tot straat, afgewisseld met foto’s. Gebouwen worden beschreven en soms worden zelfs de bewoners vermeld. De gidsen vormen zo een nauwkeurige plaatsbeschrijving van 100 jaar geleden. Veel van deze toeristische gidsen zijn ook nog voorzien van een (wandel)kaart.

Als voorbeeld hier een willekeurig fragment over een wandeling door Borne uit In en om Hengeloo, Borne en Delden, een gids uit 1899:

Weldra hebben wij de Dorpstraat voor ons en zien het huis van Doctor Eekman met zijn vriendelijken tuin rechts van ons. Even verder, links, hebben wij de damastweverij van de firma S. Spanjaard, waar een weg afgaat, de Zwarte weg, die achter 't geheele dorp omloopt en ter hoogte der R.-Kath. kerk uitkomt en ook op verschillende plaatsen weder verbonden is aan de Dorpsstraat. Aan dien weg staat de fabriek van den heer Hofstede Crull, die het dorp van electrisch licht voorziet, want Borne is een der weinige plaatsen in ons land, waar men niet alleen voor de winkels en woningen, maar ook voor de straatverlichting electriciteit bezigt en overal zien wij aan palen - deels aan die van den telegraaf - de kurketrekkerachtig gewonden draden, die 's avonds de duisternis moeten verdrijven. Weldra hoopt men ook telefonisch met Hengeloo te zijn verbonden, waarvoor concessie is verleend, maar de Waterstaat maakt bezwaar tegen het plaatsen der palen langs den weg. Aan dien achterweg vinden we ook nog een ouderwetsch Twentsch huis, waar de balk boven de groote schuurdeur het opschrift draagt: 0 God, bewaert het huys voor brant en voor de vernylende hant. Ao. 1728.28 :Maart. Een soortgelijk opschrift kwam vroeger ook voor op de deur der oude brouwerij.
Wij volgen de Dorpsstraat en treffen eerst het groote huis van mevr. L. S. Spanjaard en even verder het Post- en Telegraafkantoor en daartegenover eene nieuwe villa, Villa Elisabeth, van den heer Albert Spanjaard. Voor deze staat een gebouw, dat het jaarcijfer MDCCCLIX in den gevel heeft. Het is de oude school, toebehoorende aan de Herv. gemeente en die, nu zij als school geen dienst meer doet, voor bibliotheek, Zondag¬school, enz. gebezigd wordt en waar somtijds uitvoeringen van. rederijkerskamers of muziekvereenigingen worden gegeven. Een ander daar ter plaatse staand huis draagt nog den naam organisthuis. Even verder bereiken wij de Markt, een niet geheel regelmatig plein, waar de Doopsgezinde pastorie, het Raadhuis en het Hotel de Keizerskroon met zijn vooruitspringende schuur een plaats vinden.



De meest zeldzame gidsen zijn uiteraard alleen ter inzage in de leeszaal van de OBD. De minder zeldzame exemplaren zijn te reserveren via de Overijsselse catalogus. Ga naar ‘uitgebreid zoeken’ en zoek op ‘gidsen’ en ‘..plaatsnaam..’

donderdag 30 april 2009

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (2): O.S. van A.S.


Klik op afbeelding voor vergroting.

‘Objectieve en Subjectieve grepen uit de dagboeken van Anna Scholten’ is een zeldzaam tijdschrift. Niet zo vreemd, want haar familie, behorend tot de selecte kring van Twentse textielfabrikanten, heeft zoveel mogelijk exemplaren van het tijdschrift proberen terug te kopen, hetgeen aardig gelukt is. Dat allerlei zaken uit het privé-domein van dit gesloten wereldje in het tijdschrift besproken werden vond men niet zo prettig.
Anna Scholten (1874-1948), fabrikantendochter, was een buitenbeentje. Niet dom, ze had een goede opleiding genoten, maar prettig gestoord, excentriek, onconventioneel. Ze had het hart op de tong en voelde zich het middelpunt van de wereld.

Talrijk zijn de anekdotes over haar. Wanneer de preek van de dominee haar niet zinde, stond ze op en zong ze luidkeels een lied. Tot vermaak van de gemeente, tot ontzetting van een gastpredikant die haar niet kende.
Ze verplaatste zich per step en nam daarbij een voorname houding aan. Naast haar liep ook heel voornaam haar hondje Fideltje.
Als ze wat verder wilde reizen, bestelde ze een koets, hielp de koetsier in de koets en ging zelf op de bok zitten.


Foto: Anna (rechts) heeft een slachtoffer gevonden aan wie ze kan voorlezen.

Ze werd verliefd op een arts. De liefde was niet wederzijds, wat haar niet deerde. Ze had de verlovingskaartjes al laten drukken en de advertentie in de Tubantia al besteld, toen haar familie er net op tijd achter kwam en een schandaal kon voorkomen. Ze werd twee jaar ondergebracht in een sanatorium (zelf noemde het een satan-orium) in Kreuzlingen aan de Bodensee, waar ze vaak door haar familie bezocht werd, tot ze wist te ontsnappen en weer terugkeerde naar Twente.

In 1936 begon ze haar tijdschrift, dat vier keer per jaar verscheen. Het tijdschrift kende een aantal rubrieken, waarvoor ze afkortingen gebruikte: H.U.D.O.D. (Herinneringen Uit De Oude Doos), O.H.D.E.H.H. (Over de Heren Doktoren En Hunne Handelingen). Ze was verzot op doktoren. Anna haalde voortdurend herinneringen op over de tijd in het sanatorium. Verder bestond het tijdschrift uit ‘literaire’ stukjes – eigen werk, of vertalingen van de door haar geliefde schrijvers. En veel ‘nieuws’ uit de familie, kopieën van brieven, familiefoto’s. Wie haar in vertrouwen iets vertelde was aan de beurt – binnen de kortste keren stond het zwart op wit in haar tijdschrift. Ze was gek op het Koninklijk Huis, stuurde Prins Hendrik door haar vertaalde boeken en kreeg ook nog een reactie. Ze drong zich aan iedereen op, vooral aan hooggeplaatsten.


Afbeelding: Een bladzijde uit O.S. van A.S., door Anna Scholten ook wel 'Wereld's Periodiek Partijloos Orgaan' genoemd.

Wie meer over Anna Scholten wil weten moet het artikel over haar van Paul Abels in Jaarboek Twente 1991 lezen. Of haar tijdschrift
lezen dat ter inzage ligt bij de OBD en bij de Openbare Bibliotheek Enschede.
Zie ook de speciale fotopagina over Anna Scholten, die Robert Kemper op het web gezet heeft.

vrijdag 13 juni 2008

Uit de Overijssel-collectie van de OBD (1): Eigen Erf


De OBD heeft ten behoeve van de Overijssel Collectie (kijk bij Informatiediensten) de jaargang 1931-1932 van het zeldzame geïllustreerde tijdschrift Eigen Erf verworven.
Dit Drents-Overijsselse familieweekblad verscheen tussen 1925-1941. Behalve algemene artikelen, rubrieken en feuilletons bevat elk nummer enkele regionale fotopagina’s met foto’s van gebeurtenissen, jubilarissen, sportwedstrijden, openingen, werkzaamheden en soms fotoreportages over een bepaalde plaats of streek.
Fotografen crosten op de motor door beide provincies om gebeurtenissen vast te leggen. Ook verkeersongevallen waren dankbare objecten. Op de foto zien we een aantal personen poseren nadat een ongeval had plaatsgevonden.
De OBD bezit nu ongeveer tweederde van alle jaargangen. De meest complete verzameling bevindt zich in de bibliotheek van TwentseWelle.
Voor de vindplaatsen van Eigen Erf zie Dag-, nieuws- en weekbladen in Overijssel (1790-heden)