zaterdag 9 mei 2009

Overijsselaars op reis (7): K.D. Schönfeld Wichers



Karel Diederik Schönfeld Wichers (Naarden 1901 - Rijssen 1993) had een bekende broer, Herman Pieter, beter bekend onder zijn auteursnaam Belcampo. Aanvankelijk hadden beiden veel gemeen: ze studeerden allebei notarieel recht, in het voetspoor van hun vader, die zich als notaris in Rijssen had gevestigd, en beiden maakten ze voor de Tweede Wereldoorlog lange reizen door Europa. Daarna werd ieders levensloop totaal anders. ‘Meneer Karel’, zoals hij door de Rijssenaren werd aangesproken, verwierf geen nationale bekendheid, maar des te meer in Rijssen. Karel Schönfeld Wichers had als vrijgezel tijd voor hobby’s: het dialect van Rijssen en reizen. Zijn motto was ‘liever vrije tijd dan geld’. Uit zijn eerste hobby kwamen een aantal woordenboeken van het dialect van Rijssen en Twente voort, uit zijn tweede hobby een groot aantal reisverhalen, geschreven in het Riessens.

Zoals gezegd, reizen deed Karel Schönfeld Wichers voor de oorlog al, toen nog per fiets. In de jaren vijftig ontwierp hij de voorloper van de camper, de Kueklkoare, een houten opbouw op het onderstel van een kleine Renault-vrachtwagen. Door de extra plekken op het achterbalkon was er plek voor 4/5 personen.


Foto: De Kueklkoare, de woonwagen (het woord camper bestond toen nog niet) van 'meneer Karel'.

Hij reisde alleen, met één of twee reisgenoten en een aantal keren met ‘de mùege’ (de jongelui), zoals hij ze aanduidt in zijn verhalen (namen noemt hij niet), die een generatie jonger waren dan hijzelf, nog niet gebonden waren en die zich konden veroorloven om er zes weken tussenuit te gaan. In 1959 reisde hij samen met de kunstenaar Jan Broeze naar Spanje.
De reisverhalen geven een mooi beeld van de jaren vijftig, zestig. Eigenlijk kon er heel veel in die tijd: je kon met de fiets op de trein overal komen, je kon kamperen langs de weg, je ging op de bonnefooi, aan reisverzekeringen dacht niemand.

Op een oude schrijfmachine typte ‘meneer Karel’ zijn aantekeningen uit. De typemachine was zo’n beetje de enige luxe die hij bezat. In zijn boshut in het Rijssense veld, waar hij de tweede helft van zijn leven permanent woonde, was ook geen plaats voor luxe artikelen. Die kon hij ook missen als kiespijn. Op zijn reizen bleef hij met een oud stereo-toestel foto’s maken, die hij ook afdrukte in zijn boeken en die hij thuis met zijn ‘kiekkast’ kon bekijken. In zijn boek staat een uitgebreide handleiding hoe je de foto’s zodanig moet bekijken dat je er diepte in ziet.


Foto: het interieur van de Kueklkoare.

Ondanks dat hij afgezonderd leefde, was hij geen kluizenaar. Hij ontving regelmatig bezoek en zijn verjaardagen werden opgeluisterd met muziek en wijn en velen die iets te betekenen hadden op het gebied van heemkunde en dialectstudie, zijn grote hobby’s, waren erbij. Hij had vele ‘kunnegn’, een Twents woord voor zowel ‘vrienden’ als ‘bekenden’.
Praten deed hij graag maar niet in het openbaar. Toen hij zich toch eens had laten verleiden tot het geven van een lezing, stelde hij de dia-projector op, deed het licht uit en zette de bandrecorder aan waarop hij zijn tekst had ingesproken.

Pas eind jaren tachtig gaf hij zijn reisverhalen uit. In 1985 Noar ’t vuerspiejege aejlaand, een verslag van een zesweekse fietstocht naar en op Sicilië en in 1989 verscheen Raesjbreeve oet de Kueklkoare, een gebundelde serie verhalen over reizen te voet, per fiets en in de Kueklkoare door Frankrijk, Spanje en Italië.

Eigenlijk zouden deze boeken ook vertaald moeten worden, ondanks het gevaar dat dan de typische Twentse humor, die in bepaalde dialectwoorden besloten ligt, verloren gaat. De verhalen verdienen een breder publiek – een tweetalige uitgave zou nog mooier zijn.

Geen opmerkingen: