Posts tonen met het label Gebeurtenissen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gebeurtenissen. Alle posts tonen

dinsdag 18 juni 2024

Lees hier alles over het onderzoek naar de kloosterbegraafplaats van De Goede Herder in Almelo

Momenteel wordt door de VPRO de documentaire-serie Meisjes van De Goede Herder van Britta Hosman op NPO2 uitgezonden. Kijk ook hier. De serie is terug te kijken via NPO Start.
In de serie vertellen drie vrouwen hoe ze in de jaren zestig in kloosters van de Zusters van de Goede Herder terechtkwamen, waar ze onder strenge omstandigheden hard moesten werken, zonder daarvoor betaald te worden.

In de serie komt ook de voormalige kloosterbegraafplaats in Almelo aan de orde. In opdracht van de Gemeente Almelo hebben de Overijssel Academie en Het Oversticht onderzoek uitgevoerd naar de geschiedenis van de kloosterbegraafplaats De Goede Herder in Almelo. Het doel van het onderzoek was vast te stellen wie er op deze begraafplaats begraven liggen en wat er in de afgelopen decennia met de begraafplaats is gebeurd. Hiervoor zijn zowel geschreven bronnen geraadpleegd als getuigen geïnterviewd. Uit het onderzoek is onder andere gebleken dat er 218 personen zijn begraven en dat de ruiming van het kerkhof onvolledig is geweest. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente besloten om de ruiming alsnog volledig uit te voeren.

Lees meer over het uitgevoerde onderzoek en bekijk het rapport.

Zie ook het pas verschenen boek 'De meisjes van de Goede Herder' van Christel Don.

[Bron: Overijssel Academie]

vrijdag 3 juli 2020

De voetbaltraditie van Enschede begon 135 jaar geleden bij Bernard van Heek



Enschede heeft het voetbal te danken aan de rijke textielfamilies van eind negentiende eeuw. Deze mensen – vooral de jongeren – ontmoetten elkaar in die tijd in besloten herenclubs met wonderlijke namen als Boerclub, Aapclub en Club zonder huuske. In deze saamhorigheid hadden ze vooral een hoop lol, het liefste zonder vrouwen erbij, maar in 1885 werden er activiteiten ondernomen, die voor de Enschedese sport van grote betekenis bleken te zijn.

Lees de rest van het artikel op Sportgeschiedenis.nl

vrijdag 28 december 2012

Gerard Vloedbeld Jr. overleden

(Foto: Emiel Muijderman - Tubantia)

G.J.H. Vloedbeld, beter bekend als Gerard Vloedbeld Jr., is gisteren op 93-jarige leeftijd plotseling overleden. Vloedbeld genoot in zijn woonplaats Almelo, maar ook in de regio, bekendheid als journalist en als schrijver over lokale en regionale geschiedenis en tradities. Hij was de zoon van de grote ‘meester’ G.B. Vloedbeld (1884-1961), trad deels in diens voetsporen, maar deed dat geheel op eigen kracht. Vloedbeld Jr. schreef een behoorlijk oeuvre bij elkaar, waarvan hier (zoek op G.J.H. Vloedbeld) een deel vermeld staat.

Frank Löwik schreef in zijn dissertatie De Twentse Beweging: strijd voor modersproake en eigenheid (2003) het volgende over Gerard Vloedbeld:
‘G.J.H. Vloedbeld (1919) uit Almelo, zoon van ‘meister’ Vloedbeld’, kwam als achttienjarige bij de Nieuwe Twentsche en Almelosche Courant (1937-1940) waarvan zijn vader de redactie verzorgde. De krant werd door de bezetter verboden. Vloedbeld schreef tevens, samen met Carel Enkelaar, voor de Twentsche editie van de Volkskrant. Hij dook in bezettingstijd meer dan eens onder en was betrokken bij het verzet. In 1947 verhuisde hij naar Amsterdam. Vloedbeld verzorgde de sportredactie van de Volkskrant. Dat bleef hij doen tot 1952. Terug in Twente schreef hij voor het Dagblad van het Oosten van 1952 tot 1965. Later was hij verbonden aan de Twentsche Courant. In 1987 begon hij zijn rubriek ‘Almelo toen en nu’, die honderden afleveringen zou kennen. Als voorzitter blies hij het historisch Genootschap Stad en Ambt nieuw leven in (1961-1978); hij was betrokken bij het werk van de Culturele Raad, bij monumentenzorg en bij het kerkbestuur van de St. Georgiuskerk. In de jaren vijftig was hij bestuurslid van de ROO (regionale omroep), secretaris van de Algemene Vereniging Twente (AVT) en van de Twentsche Schrieverskring die daar uit voortkwam. Als ‘platschriever’ was hij ook wel actief, alhoewel hij wat dat aanging enige terughoudendheid betrachtte, om niet telkens tot ‘zoon van zijn vader’ te worden gereduceerd. Zo schreef hij onder andere schetsen voor Oons jong het wicht en de dree Dieksen en verzorgde hij meer dan eens het verhaal voor de Twentsche Almanak.’

Vorig jaar schreef hij in samenwerking met zijn zoon G.J.M. Vloedbeld een lange schets over zijn vader in Jaarboek Twente onder de titel Leavensloop van ‘meister’ G.B. Vloedbeld, den Twentsen Homerus. Een uitgebreide biografische schets over Gerard Vloedbeld Jr. zou nu wel passend zijn.

woensdag 2 mei 2012

Website Stadsbrand Enschede 1862

Op 7 mei is het 150 jaar geleden dat Enschede grotendeels in de as gelegd werd. In artikelen in de Tubantia en elders werd hier deze maand al veel aandacht aan besteed. Nu is er ook een speciale website in het leven geroepen door de beheerders van de website Enschede in Ansichten. Zij ontwierpen de website Stadsbrand Enschede 1862, waarop in het kort en overzichtelijk informatie over deze ramp voor Enschede te vinden is, een ramp die wel zou leiden tot een snelle groei van de textielindustrie.


Op de website van het gemeentearchief zijn fragmenten van getuigenverslagen te vinden. Complete verslagen zijn via email aan te vragen.

Een van de ooggetuigen was Hermanus Gerardus Hartman Jakobusz (1831-1894). In de brochure Feest en Ramp doet hij verslag van hetgeen zich op 7 mei 1962 heeft afgespeeld. Hieronder een fragment:


Het was op den middag van den 7 Mei dat de brand ontdekt werd. De berigten , die wij inwonnen, omtrent de plaats zoowel als de oorzaak van het ontstaan, waren te uiteenloopend , dan dat wij nu reeds met zekerheid een en ander zouden nederschrijven. De eene sprak van eene armoedige woning in de Kalanderstraat, de andere van een klein huisje in de Gulanenstraat , een derde van een schamel verblijf op den weg naar Knalhutte en een vierde noemde zelfs niet eens een woning, huisje of verblijf, maar wees de openbare straat aan, als de plaats waar de brand ontstond. Hier verhaalde men dat de schoorsteen het eerst vlam had gevat, daar zeide men dat het vuur van den haard zich aan den grond had medegedeeld, ginds sprak men van de gloeijende cintels , die de naburige daken had aangestoken, en elders wilde men in het onschuldig vermaak van eenige knapen, om de vroeger gebruikte guirlandes en versieringen te verbranden de oorzaak van het onheil zien. En dit alles werd later weder tegengesproken door de omstandigheid, dat een ongelukkige geboeid naar Almelo werd getransporteerd, als verdacht van misdadig den brand te hebben veroorzaakt. Doch onverschillig wat de oorzaak moge zijn, de uitkomst was zooveel te zekerder: .Enschedé werd in een puinhoop veranderd, en de 7 Mei 1862 is een dag geworden, die in de jaarboeken der stad ten eeuwigen dage eene treurige herinnering zal bewaren.
Ongelukkig genoeg woedde er dien dag een hevige wind , die telkens van rigting veranderde, en den brand zoo spoedig deed toenemen, dat aan geen blusschen of redden te denken viel. Naauwelijks had men een bedreigd punt beveiligd, of onverwachts sloeg de vlam op een ander met vernieuwde kracht naar buiten en vóór men hier den vuurgloed kon beteugelen, werd de hulp weer elders gevraagd, om daar ook te vergeefs te worden aangewend. Ja, zoo hevig en met zulk eene kracht werden de vlammen in de straten voortgejaagd, dat zelfs de brandspuiten, die spoedig in werking waren, niet langer konden bediend worden en de brandweer zich moest verwijderen, wilde zij zelve niet in het vuur omkomen. Wat men de vorige week als eene weldaad had aangemerkt, vermeerderde nu nog het onheil: het schoone weder had de grachten doen uitdroogen, en gebrek aan water ontzenuwde de pogingen tot redding. Wat de vorige week de vreugde had vermeerderd, (een bezoek van Koning Willem III aan Enschede) werkte nu de tot grootere uitgebreidheid der ramp: de guirlandes en het verdroogde groen waren eene begeerlijke en ligt verteerbare prooi voor het vuur en gaven de vlammen een nog hoogeren gloed. Wat de vorige week de gemoederen te meer had opgewekt tot feestelijke stemming, vermeerderde nu de droefheid en den angst; want alom was jammer en ellende op ieders gelaat te lezen, en duizenden dwaalden ontsteld en verslagen rond. Zij zagen het ontzettend schouwspel aan, en vergaten zelfs voor een oogenblik hun eigen leed, om de verpletterende ramp, die allen trof.
Doch loopen wij met onze beschouwingen het verhaal der ramp niet vooruit. Later zullen wij nog stof tot nadenken genoeg vinden.
Naauwelijks was de brand ontdekt of de klok, die zoowel tot zinnebeeld van vreugde als van droefheid wordt gebruikt, werd geluid. Zij, de verkondigster uit den hoogen toren, die weinig dagen te voren den volke had gepredikt, dat Neêrlandsch Koning de veste bezocht, riep de ingezetenen nu om getuige te zijn van een geheel ander tooneel. Een ander monarch, niet zoo edelmoedig en weldadig als Willem III, maar veel meer gevreesd en geducht zwaaide zijnen scepter en bereidde geene feestvreugde, maar ramp en droefheid voor de ontstelde bewoners. Wederom moest de schutterij hare diensten bewijzen, doch nu niet om tot eerewacht of begeleiding van den Vorst te strekken, maar om orde en regel te handhaven, terwijl men den gevreesd en dwingeland zocht te stuiten in zijne vaart. Wederom werd de geheele stad opgeroepen om deelgenoot van een groot schouwspel te zijn, doch nu niet om den koning hare vreugde te betoonen , maar om den despoot, die verwoestend om zich heengreep , te stuiten op zijnen zegetogt. Even als op 1 Mei waren ook op 7 Mei spoedig vele vreemdelingen binnen de nijvere veste bijeen, doch nu niet om werkelooze toeschouwers te zijn, maar om mede de handen uit te steken en te redden, wat uit de klaauwen van den verwoester kon gered worden.
Evenwel, menschelijke krachten vermogten niets tegen het geweld des vuurs , dat door hevige dwarlwinden voortgejaagd, en door de langdurige droogte begunstigd al verder en verder zich verspreidde. De brand nam steeds toe, te meer daar er vooral uit gebrek aan water bijna aan geen blusschen te denken viel, en ofschoon er bij een opkomend onweder een vrij overvloedigen regen viel, had die evenmin eene gunstige uitwerking als de brandspuiten, die door de bedienende manschappen waren verlaten geworden, wilden zij zelve niet in de vlammen omkomen. Hulp aan anderen te bewijzen werd dan ook allengs minder, daar zelfbehoud aller kracht en inspanning vorderde. De brandweer uit de naburige gemeenten mogt al opkomen, ook deze kon weinig of niets uitrigten en alleen de spuit van het bijgelegene Hengelo mogt nog eenige voldoening smaken, doordat zij eene fabriek - de groote katoenspinnerij, die ook reeds door het vuur was aangetast, redde.
Naar alle zijden werden telegrammen en boden afgezonden, en de zware rookkolommen, die men tot op een afstand van drie uren ontwaardde , en die aanvankelijk aan een gewonen veenbrand deden denken, bevestigde de waarheid dier berigten.
De eerste telegram, die ten 3 ure te Deventer ontvangen werd, luidde kortaf: “Enschedé staat aan alle kanten in brand, " en weldra werd ook den heer Commissaris des Konings berigt van bet onheil gegeven met dezelfde korte mededeeling. Deze laatste begaf zich onmiddellijk derwaarts en wat hij bij zijne komst zag, was alleen de bevestiging van de woorden der onderscheidene vlugtelingen : “Enschedé bestaat niet meer."
Des avonds ten 9 ure had het vuur voor een groot gedeelte zijne taak volbragt en was het alleen gemis aan brandstoffen, die den koning der verschrikking zijn verwoestenden arbeid deed eindigen. Er waren geene huizen meer om aan te tasten, bijna geene fabrieken meer om te vernielen, geene openbare gebouwen meer aanwezig om ze te verdelgen.


dinsdag 5 januari 2010

De winter van 1963 in Twente

Met de huidige weersomstandigheden worden door de iets ouderen onder ons herinneringen opgehaald aan voorbije strenge winters. En degenen die echt iets ouder zijn komen dan al snel terecht bij de Winter van 1963.


Foto: luchtfoto van een toertocht van 130 kilometer voor auto's over het bevroren IJsselmeer, hier bij Stavoren, 20 februari 1963 (Bron: ANP Historisch Archief, fotograaf: Gé van der Werff)

Bij zo’n onderwerp kun je zien hoe snel het is gegaan met de digitalisering de laatste jaren. Over de winter van 1963 is van alles op internet te vinden: informatie in tekst, foto’s, film etc.
Meteorologische informatie van het KNMI of de winter van 63 van dag tot dag – een uitgebreid dossier van Andere Tijden, foto’s op Google afbeeldingen etc. etc.

Onderstaand artikel werd geschreven door de bekende publicist Adriaan Buter in Jaarboek Twente 1964, dus met de herinnering aan de winter van 63 nog vers in het geheugen.


De befaamde barre winter van ‘90 is door die van '63 glansrijk verslagen. Toch zullen wij er niet zulke sterke verhalen over blijven vertellen als onze grootouders deden, want in een welvaartsstaat is winterkou wel lastig, maar niet zo'n ramp als het vroeger voor een groot deel van de bevolking betekend moet hebben. Niettemin...
Al voor de Kerst had het twee keer gevroren. De ijsbaan van Glanerbrug, die begin december nog droog stond, werd op het laatste nippertje volgespoten, waardoor het in januari mogelijk werd wedstrijden om het scholierenkampioenschap te organiseren door een speciaal in het leven geroepen Schoolschaatscommissie. Er werd al voorzichtig over een Elfstedentocht gesproken; er lag al ijs op de kanalen en over het IJsselmeer zochten schepen moeizaam hun weg tussen de schotsen door. Doch half december leek het weer nergens op: regen, storm en natte sneeuw. Dat het een koude en in Twente zelfs witte Kerst zou worden, konden we zeker niet verwachten. Maar inderdaad: op 20 december sloeg de vorst voor de derde keer toe en met Kerstmis vroor het dertien graden. Buiten de stad hield de kou nog een flinke sneeuwlaag vast.
Direct na de feestdagen viel er opnieuw een dik pak sneeuw. Op de 28ste werd er geskied op de Lemelerberg, sinds 1947 het Nederlandse wintersportcentrum. In januari zou men ook in Twente, op de Herikerberg, de latten kunnen onderbinden. Aan sneeuw heeft het deze winter niet ontbroken. Op de dertigste december liep overal in het land het verkeer vast. De treinen uit het westen kwamen te laat binnen en de busdiensten tussen Almelo en Ootmarsum moesten gestaakt worden. Particuliere auto's waren daar in de sneeuwduinen blijven steken. Intussen vroor het knap door. In het oude jaar waren bijna alle Overijsselse schaatstitels verreden. Met een felle oostenwind werd steeds nieuwe sneeuw aangevoerd. Op Nieuwjaarsdag waren dorpjes als Lattrop, St. Isidorushoeve, Glane en Haarle volkomen geïsoleerd. De komende weken hadden de busondernemingen de grootste moeite om het vervoer gaande te houden. Het pendelvervoer voor de industrie bleef met horten en stoten op gang. Veel arbeiders zorgden op eigen gelegenheid, dat ze op hun werk konden verschijnen, hoe dan ook, vaak te laat, maar slechts weinigen verkozen de gemakkelijkste weg van thuis te blijven.



Hoewel door de vorstperiodes, die aan de sneeuw voorafgegaan waren, veel vogels naar het zuiden waren getrokken, begonnen toch vooral de watervogels het benauwd te krijgen. Ze concentreerden zich daar waar nog open water was, maar juist die plekken waren voor de vogelbeschermers vaak moeilijk te bereiken. De natuurvrienden hebben overigens deze winter prachtige staaltjes van dierenliefde getoond.
Begin januari nam Koning Winter een vrije zaterdag, voorafgegaan door gladde wegen, maar zondag de vijfde vroor het al weer. De vier grote Twentse steden besloten een kolentoeslag te geven aan de ondersteunden. De decemberkou had in Enschede het jaarlijks gasverbruik al met 7.8 pct doen stijgen, vergeleken bij 1961. Daarentegen daalde het waterverbruik omdat veel kranen afgesloten of bevroren waren. De bejaardenwoningen op her Twekkelerveld zaten zonder water. Tweemaal per dag konden de mensen met een emmertje bij een brandkraan water halen.
De markt had weinig meer te betekenen, ook de centrumwinkeliers klaagden over slechte zaken. Alleen zout, kolen en dekens werden goed verkocht, de kolen weliswaar met grote vertragingen in de aflevering. Zelfs aan zout kwam gebrek, niet door een tekort in de Twentse bodem of een te geringe produktie, maar door de transportmoeilijkheden. De steeds opnieuw vallende sneeuw deed de vraag naar zout voortdurend aanhouden. Veel winkeliers voerden een eigen distributiesysteem voor dit artikel in.



De derde week van januari ging in met een Siberische koude. Toch hielden de mannen van de gemeentelijke sportdienst de randen van de zwembassins het Diekman te Enschede tweemaal per dag en tweemaal per nacht ijsvrij.
Op 18 januari won Reinier Paping uit Ommen de zwaarste Elfstedentocht uit de geschiedenis. Later hield hij lezingen over zijn ervaringen, welke bijeenkomst in Almelo het karakter van een huldiging aannam. Intussen werd de Grote Kerk te Enschede wegens de koude gesloten. De vorst zag zelfs kans een telefoonkabel te beschadigen, waardoor de hele sector Oldenzaal tijdelijk uitgeschakeld werd.
Soms leek het, of het eind van de winter in zicht was. Op de 26ste lichte dooi, gevolgd door sneeuw, maar op de 31ste vroor het weer knap. Omstreeks 9 februari herhaalde zich dit spelletje.
Wilde ganzen uit de toendra's van het hoge noorden, sinds 1956 niet in Twente waargenomen, vertoonden zich begin februari op de Usseler-es, waar ze twee keer per dag door de Dierenbescherming gevoerd werden. Open water was nog slechts op enkele plekjes te vinden; sinds 29 december was er geen schip meer de haven van Enschede binnengelopen. De schepen die er lagen, zaten vast in een ijsvloer van een halve meter dikte. Intussen had het barre weer een gunstige invloed op het lezen. De Centrale Plattelandsbibliotheek Overijssel noteerde in januari 116.988 uitleningen, tegen 88.501 in dezelfde maand van het voorgaande jaar. Aangekondigde depressies bleven uit, we hadden een abonnement op kou en vorst, al won de zon nu elke dag aan kracht.
Begin maart was de meeste sneeuw weggesmolten. Op de derde bereikte Twente een middagtemperatuur van 9 graden, maar 's nachts kwam het kwik ver onder de tien. Diezelfde dag werd in Tubbergen nog een autorodeo op het ijs verreden, maar het einde was nu toch in zicht. Er verschenen bordjes "opdooi", op de zevende togen de bouwvakkers weer aan het werk en op de zeventiende ging na maandenlange rust weer overal de voetbal rollen.
De dooi was zeer geleidelijk, zodat bijvoorbeeld in Hengelo, waar men grote wateroverlast vreesde, deze uitbleef. Toch was in de Schipbeek een ploeg genie-soldaten nodig om het kruiende ijs te laten springen. Geen overstromingen dus, maar vele tienduizenden guldens schade aan wegen en dijken, waterleidingen, ontzette muren, visstand, produktie- en omzetverlies en in de huishoudportemonnaies.
In oude kranten heb ik het allemaal weer eens nagesnuffeld. Want terwijl ik dit schreef onder de barre juli-zon, waren u en ik die barre winter van '63 al bijna weer vergeten. . .

donderdag 23 april 2009

Martin Bril (1959-2009)



Even iets totaal anders.

Martin Bril was mijn favoriete schrijver/columnist. Hij schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen, maar het liefst over de alledaagse werkelijkheid. Zijn dochters, zijn hond, de buren die hij vanaf zijn balkon gadesloeg. Net als Carmiggelt, zittend op een terras of in een café of restaurant, gadeslaan wat er gebeurt en daar verslag van doen. In een eigen stijl met veel korte zinnen en ‘tussenwoorden’. Enfin. Tsja. Woorden die hij zeer geschikt vond om op zijn grafsteen te laten zetten. Dat moment is nu dus aangebroken. Er waren bepaalde columns die mij het meest aanspraken. Deze kwamen als volgt tot stand: hij stapte in de auto en reed naar zomaar een plek in Nederland. Hij zag wel wat er gebeurde, had geen plan. Er gebeurde niet veel en daar schreef hij dan over. Met veel oog voor detail, wat ook wel moest als er zo weinig gebeurde.

Een voorbeeld van zijn fascinatie voor het alledaagse leven is zijn introductie van het begrip rokjesdag. Eén van zijn laatste columns ging er weer over.

Jammer dat Martin Bril er niet meer is.

Voor degenen die zijn werk nog nooit gelezen hebben, hieronder een verhaal uit ‘Het verdwenen kruispunt: berichten van het land’ (2006):

Genemuiden
Er zijn van die hoeken in het land waar je nooit komt als je er niets hebt te zoeken. De streek rond de Wieden, Beulakerwijde en Belterwijde, is zo'n hoek.
Wanneperveen.
Doosje.
Blauwe Hand.
Heetveld, Barsbeek en Barsbeker-Binnenpolder.
Het land is hier groen, de wegen voeren slingerend over dijken waar knotwilgen langs staan. Overal is water, en aan de horizon liggen de oude, strenge kerktorens van Kampen.
Belt -Schutsloot.
Roebolligehoek.
Genemuiden.
Om vanaf de N331 tussen Vollenhove en Hasselt in Genemuiden te komen, dient men de veerpont over het Zwarte Water te nemen.
Het is een kleine pont, eentje die een beetje scheef aan zijn kabel ligt, vanwege de stuurhut die aan de bakboordkant ietwat buitenboord lijkt te hangen. Bij wijze van ballast staat aan stuurboordzijde een rek met bakstenen. De man die de pont vaart, doet dat al 26 jaar; een verweerde man met een ruige snor en kort, borstelig grijs haar. Hij draagt een grote bril met goudkleurig montuur - type Lee Towers.
De oversteek duurt anderhalve minuut.
De pont is, blijkens een bord onder de stuurhut, gebouwd in Sliedrecht, door machinefabriek De Klop, in het jaar 1954. Een ander bord meldt dat het vaartuig is ontworpen door P. Intveld te Delft.
Hollands glorie.
Het dek van de pont is glad, en van donker metaal dat van het vele gebruik een doffe glans heeft gekregen. Er zijn nog meer borden, overal opgehangen - verboden te roken, motoren uitzetten, remmen vast, links eerst afrijden. Aan de stuurhut wappert een grote driekleur.
Twee keer heen en weer.
Wat een pont!
Op de kade bij het Veerhuis in Genemuiden stonden drie jongens van een jaar of tien met ieder een emmer water, een spons en een ruitenwissertje. Ze droegen nog net geen korte broeken, al was het daar wel het weer voor. Gezonde, blonde jongens waren het. Ze wilden wat bijverdienen door autora¬men te poetsen.
'Waar komt u vandaan, meneer?' vroeg de dapperste van de drie. Hij had een klein brilletje op.
'Amsterdam,' zei de meneer die de ramen van zijn auto wel even wilde laten poetsen.
De twee andere jongens waren al begonnen met hun werk en keken nu op. 'Daar wonen veel mensen,' zei de ene dromerig. 'En veel vliegen,' voegde de ander eraan toe.
De meneer liep verwonderd om zijn auto heen, en zag dat de voorkant vol dode insecten zat - die kleine bloederige vlekken die zo bij grote vakanties in het buitenland horen. 'Die vliegen komen uit de polder,' zei hij en hij wees naar de overkant van het Zwarte Water.

'Wij wonen hier in Genemuiden,' zei een van de jongens. Alsof het een heel andere wereld was, daar aan de overkant van het water.
De jongens poetsten de auto.
De meneer gaf ze alle drie een euro en vervolgde zijn weg.
De jongens stortten zich op een dame in een terreinwagen. Ondanks haar vuile ramen wilde ze niet dat de jongens er iets aan deden. Dat was dus iemand uit de andere wereld.

woensdag 4 maart 2009

'Ik, Jan Cremer' verscheen 45 jaar geleden



Precies 45 jaar geleden verscheen Ik, Jan Cremer, met op de omslag van de eerste druk al met grote letters BESTSELLER. Typisch Jan Cremer, die wist hoe hij in de publiciteit kon komen.
Zijn woordgebruik, het voor die tijd zeer openlijk schrijven over seks, maar ook zijn optreden in de media, maakte dat hij snel beroemd werd, hetgeen ook zijn bedoeling was.
In Oorlog op Pathmos schreef Jan Cremer: ‘Na mijn definitieve vertrek uit Enschede - de dag na mijn zestiende verjaardag - begon voor mij het Grote Avontuur, de Verovering van de Wereld. In Enschede werd je geboren om te vertrekken. Gulzig was ik, hongerig en dorstig naar kleur. Was het Leven immers geen grote kleurplaat vol zwarte lijnen die je zelf met kleur in mocht, in moet vullen?’

Op de website van Geschiedenis VPRO wordt ter gelegenheid van 45 jaar ‘Ik, Jan Cremer’ heel veel aandacht besteed aan Jan Cremer en zijn eerste boek: interviews, recensies, oude en recente tv-opnamen.

Op Wie is wie in Overijssel staat een biografie van Jan Cremer, waarin vooral zijn relatie met Enschede aan bod komt.

Een indrukwekkend Comité van Aanbeveling doet verwoede pogingen om in Enschede een Jan Cremer Museum te stichten. Zie ook de website van Jan Cremer.
Het museum zal volgens plan begin volgend jaar geopend worden. Eén ding ontbreekt nog: geld. Kijk hier voor het laatste nieuws over het museum.

woensdag 25 februari 2009

Frank Löwik, pleitbezorger van de Twentse taal en cultuur, is overleden

Volkomen onverwacht is in zijn woonplaats Leeuwarden de Twentse regionalist Frank Löwik (52) overleden.
In De Twentse Beweging : strijd voor moadersproake en eigenheid, het werk waarop hij 2003 promoveerde, schreef Frank Löwik een korte biografie over zichzelf: ‘Frank Löwik werd geboren in 1956 in Almelo. Hij is leraar geschiedenis en Duits, eerst op Ameland en nu te Leeuwarden. Hij begon omstreeks 1980 in het Twents te schrijven en zijn bijdragen zijn in diverse tijdschriften en bundels te vinden. In 1989 verscheen van zijn hand Om de taal van Twente, destijds van bevoegde zijde ‘een baanbrekende studie’ en de ‘eerste literatuurgeschiedenis van het Twents’ genoemd. Het verhalenbundeltje Op ’n biester kwam in 1993 uit. Löwik probeerde in de streektaalliteratuur aansluiting te vinden bij de thematiek van de moderne tijd. In de negentiger jaren werkte hij samen met Goaitsen van der Vliet en Gerrit Klaassen aan het roemruchte tijdschrift De Nieje Tied waardoor een breuk ontstond tussen de meer conservatieve streektaalbeoefenaren en jongeren die vaart en vernieuwing wensten. Samen met van der Vliet vertaalde hij de populaire strip Asterix den Galliër: kats in ’t plat. Het werd de meest verkochte Twentse uitgave ooit. Verder verscheen van zijn hand in 2001 een biografie van Jan Jans. Löwik is verder actief betrokken bij vrijwilligerswerk en bekleedt bestuursfuncties in de rooms katholieke kerk’.
Tot zover Frank Löwik zelf. Eraan toegevoegd kan worden dat hij in 2007 zijn bundel Flantuutn: verhaaln en kaanttekstn liet verschijnen.

Lees hier het bericht over zijn overlijden in de Tubantia. Hier kunt u het weblog over Frank Löwik bekijken.


Foto: Frank Löwik met Adriaan Buter in 1989

vrijdag 13 februari 2009

'Overijssels Grootste', dr. Willem Kolff overleden



Prof. Dr. Johan Willem Kolff, uitvinder van onder meer de kunstnier, is deze week in de Verenigde Staten overleden. Legendarisch is het verhaal over zijn doorzettingsvermogen toen hij in de oorlogsjaren onder zeer moeilijke omstandigheden stap voor stap een kunstnier ontwikkelde die na de oorlog velen het leven zou redden.
Kolff wordt beschouwd als de Vader van de Kunstorganen en is daarmee één van de belangrijkste medici van de twintigste eeuw. Hij ontving in totaal twaalf eredoctoraten aan universiteiten over de hele wereld en kreeg meer dan 120 internationale onderscheidingen.
Waaronder dus de onderscheiding van Overijssels Grootste in 2005. Hij kon (wonend in Amerika) niet bij de prijsuitreiking aanwezig zijn, maar liet aan Herman Broers, die namens de Willem Kolff Stichting de prijs in ontvangst nam, telefonisch weten zeer verguld te zijn met zijn verkiezing tot Grootste Overijsselaar.
Willem Kolff was geen Overijsselaar van geboorte. In Kampen nam echter wel zijn lange carrière een aanvang. Het feit dat Kolff, die al sinds 1950 inwoner van de Verenigde Staten was, de wens heeft geuit dat zijn as in Kampen verstrooid wordt, zegt toch wel iets over de plek die Kampen in zijn leven innam.

Wie meer wil weten over Willem Kolff verwijs ik naar het boek van Herman Broers, getiteld Dokter Kolff: kunstenaar in hart en nieren.

Zie ook: Noorderlicht Nieuws

dinsdag 10 februari 2009

Standbeeld in Hengelo voor Menthol?

De in 1890 op het Caraibische eiland Saint Lucia geboren Joseph Sylvester was een bezienswaardigheid in Hengelo en omstreken in de jaren 20 en 30. In boeken over de geschiedenis van Hengelo duikt hij steeds weer op, uiteraard mét foto. Het eerste meer uitgebreide verhaal over Menthol (dit was zijn bijnaam, hij verkocht ‘Babajaba Menthol Tandpasta’) staat in Het zout in de pap: levensschetsen van markante Hengeloërs van Rinus Scholten . Het verhaal staat vol met anekdotes: Josep Sylvester adverteerde onder de naam A.N. Dr. J.P. Sylvester – waar de letters A.N. voor stonden en waar hij zijn titel behaald had wist niemand. Hij trouwde met de ook al opvallende Marie ‘Roosje’ Borchert, een bakkersdochter die werkte als model in een modezaak en in het Hengelo in die dagen opviel door haar stijl van leven, zelfstandigheid en door het feit dat ze Nederlands en niet het gebruikelijke Twents sprak. Bij het huwelijk ontstond een volksoploop, de winkels waren gesloten – iedereen wilde erbij zijn.


Afbeelding uit: Van Eigen Erf, 5 oktober 1928

Joseph Sylvester voorzag in zijn levensonderhoud door - altijd in deftige uitdossing - op markten ‘wereldberoemde natuurlijke en vooral geheime geneesmiddelen’ te verkopen. Toen door de crisis de zaken achteruit gingen legde hij zich toe op de handel in huiden. Hij slachtte voor iedereen gratis konijnen onder beding dat het konijnenvel voor hem was.

Er is nog veel meer over hem te vertellen. Daarvoor verwijs ik naar het uitgebreide artikel van Marga Altena dat in Tijdschrift voor Geschiedenis gepubliceerd werd. In dit artikel plaatst de schrijfster, die onder meer gebruik kon maken van plakboeken en foto’s uit de nalatenschap van het echtpaar, het verhaal over Menthol in een context.

Op de website van Marga Altena staat nog veel meer informatie over Joseph Sylvester (kijk bij Standbeeld). Ook over de actie die zij voert voor een standbeeld voor de legendarische Hengeloër. De actie heeft de landelijke pers gehaald. Bij RTV Oost in het programma Het Overijssels Hart licht zij haar actie toe (kijk bij 3 februari).

donderdag 15 januari 2009

100 jaar Elfstedentocht


Foto: Reinier Paping, in 1963 de eerste van de 126 schaatsers die de finish haalden. De overige 9736 deelnemers moesten opgeven.

Deze week wordt het honderdjarig bestaan van de Elfstedentocht gevierd. Er is veel aandacht aan besteed in de pers en op de televisie. Voor wie er niet genoeg van kan krijgen is er de Geschiedenissite van de VPRO met zeer uitgebreid filmmateriaal en andere informatie over de voorbije Elfstedentochten.

Vandaag heeft Tresoar honderden foto’s uit het bezit van de Elfstedentocht-vereniging op Internet gezet. De foto’s zijn te bekijken in het Fries Fotoarchief. Zoek hier in het Nederlands op trefwoord Elfstedentocht om de foto’s te bekijken.

Eind januari starten de opnamen voor een speelfilm over de Elfstedentocht 1963.

Drie van de vier laatste Elfstedentochten zijn gewonnen door Overijsselaars. Op de website Wie is wie in Overijssel zijn de biografieën te vinden van Evert van Benthem en Reinier Paping.

woensdag 12 november 2008

Wierdenaar Anton Huiskes overleden


Foto: Anton Huiskes (links) met Rudi Liebrechts, Ard Schenk en Kees Verkerk.

Afgelopen zondag overleed Anton Huiskes op 80-jarige leeftijd in zijn woonplaats in de Franse Dordogne. Zijn familie stuurde het volgende persbericht:

De in Wierden geboren Huiskes nam deel aan de Winterspelen van 1948 in Sankt Moritz en 1952 in Oslo. In Noorwegen greep hij op de 5.000 meter (vierde) en 10.000 meter (vijfde) net naast olympisch eremetaal.
Nog meer bekendheid verwierf Huiskes na zijn actieve carrière als trainer/coach van Ard Schenk en Kees Verkerk in 1965/1966, de periode waarin 'Ard en Keessie' hun eerste grote successen boekten en het wedstrijdschaatsen in Nederland, ook als gevolg van de eerste integrale tv- uitzendingen, snel aan populariteit won.

Naast zijn actieve topsportloopbaan was Anton Huiskes sterk betrokken bij het stimuleren van sportieve recreatie in Nederland. Als directeur van de landelijke dienst Spel en Recreatiesport, later BRES geheten (Beweging Recreatie en Spel) verzorgde hij kadervorming voor vrijwilligers in het jeugd en jongerenwerk, sociaal cultureel werk en de recreatiesport. Jarenlang heeft hij deze activiteiten naast de topsport uitgevoerd. Anton wilde geen medailles of oorkondes voor zijn werk als coach van topsporters, want anderen immers creëerden deze prestatie, daarentegen was hij bijzonder trots op de onderscheiding die hij kreeg van het nationaal jeugdfonds voor zijn werkzaamheden voor jeugd en jongeren in Nederland. Het beeldje van Jantje Beton gemaakt en uitgereikt door Hare Majesteit de Koningin in 1988 vond hij een eerbetoon aan zijn toen reeds afgesloten actieve carrière. Anton vond dat hij al zijn werkzaamheden alleen kon uitvoeren als hij er zelf ook actief mee bezig was. Tot aan zijn pensionering betekende dat onder andere dat hij op de Vechtse Banen in Utrecht het schaatsen voor scholen, gezinsvervangende tehuizen, mensen met een verstandelijke beperking begeleidde. Ook na zijn pensionering maar dan als vrijwilliger, bleef hij in Utrecht komen wanneer hij toevallig in Nederland was. Juist de groep vrijwilligers vond hij voor zijn werk van doorslaggevende betekenis. Anton had een groot hart voor mensen met een beperking, hij heeft daarom zijn naam gegeven aan de stichting die het schaatsen op de ijsbaan in Utrecht promoot en met behulp van vrijwilligers in stand houdt. Iedere bijdrage aan de stichting wordt door Anton gezien als een eerbetoon aan zijn werk. Het bankrekeningnummer van de Stichting Anton Huiskes is 54.85.10.733

Mevrouw Jot van Zuidam-Lubberdink had nog regelmatig contact met Anton Huiskes na zijn pensionering. Zij schreef voor WieiswieinOverijssel een biografie over hem.

Op de VPRO Geschiedenis-site is nog veel meer te vinden over Anton Huiskes, onder meer een video van ‘de avond van Ard en Keessie’ die op 3 januari 2005 door de NPS werd uitgezonden en waarbij Anton Huiskes ook te zien is.