dinsdag 29 december 2009

Jaaroverzichten en lijstjes van beste websites



Wanneer je een weblog een tijdje volhoudt ontstaan er bepaalde tradities. Zo zoek ik elke vakantie uit wat er in Overijsselse musea e.d. voor kinderen te doen is – ook nu blijkt daar weer veel belangstelling voor te zijn, zoals de statistieken van dit weblog aangeven. Prijzen keren jaarlijks terug en aan het eind van het jaar zijn er de lijstjes en jaaroverzichten. Vorige week blikte Edwin Mijnsbergen op zijn weblog ZBDigitaal al terug op het afgelopen jaar. Gisteren kwam Eric Hennekam, zeg maar (qua weblog) de Edwin Mijnsbergen van de archiefwereld - andersom kan ook - met zijn favoriete websites van het afgelopen jaar. Vroeger keek ik altijd uit naar de Moordlijst van Muziekkrant Oor, maar zelfs van de Decennium cd-lijst van Edwin kan ik geen chocola meer maken. Iedereen wordt ouder – gewoon accepteren: ‘loat goan’ zeggen ze in Twente.

Tegenwoordig ben ik meer benieuwd naar de overzichten en lijstjes van genoemde twee heren. Voor wie daar nog meer benieuwd naar is:
Edwin Mijnsbergen blikt terug op het jaar aan de hand van zijn eigen postings. Dat kan ook alleen maar als je zo veel op je blog schrijft als Edwin doet. Uiteraard is er veel aandacht voor de bibliotheekwereld.
Eric Hennekam komt met zijn persoonlijke top 10 van de dit jaar online gekomen nieuwe of vernieuwde websites en databases voor (archief-)onderzoekers. Dit jaar twee rijtjes: Nederland én de rest van de wereld.



Makkelijk, die lijstjes van anderen. Wat vind ik er zelf van? Wat de bibliotheken betreft is voor mij het grote nieuws dat Al@din stopt. Na 20 jaar. Vanaf 1990 heb ik eraan meegewerkt, eerst telefonisch gestelde vragen ‘op alle mogelijke terreinen’ zo snel mogelijk beantwoorden via Bibliofoon (wie weet het nummer nog?) – later was er Al@din, de persoonlijke vragendienst van openbare bibliotheken. De stekker gaat eruit. Niet meer op een vaste dag in de week speuren naar antwoorden en dat geldt niet alleen voor mij maar voor veel collega’s. Van dichtbij maakte ik mee hoe mijn collega Tineke Datema, coördinator van Al@din voor Overijssel, vol enthousiasme Al@din promootte en altijd de kwaliteit in het oog hield. Daartoe organiseerde ze ochtenden waar tientallen Overijsselse Al@din-medewerkers gewoon gezamenlijk oefenden in het beantwoorden van vragen en ervaringen uitwisselden. Het kostte weinig geld en het leverde veel op aan opgedane kennis en ook nog eens goede onderlinge contacten. Dat valt straks weg.
Het had anders kunnen lopen. De landelijke campagnes waren te schaars, pogingen om te moderniseren werden niet doorgezet. Aan het succes van Goeie Vraag kun je aflezen dat er wel behoefte is aan dit soort diensten.

Tenslotte iets positiefs: een website die mij is opgevallen. Ik kies voor de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). De inhoud is breder dan de naam van de website doet vermoeden – heel veel gedigitaliseerde boeken, artikelen etc., die in een hoog tempo op het web gezet worden. Ik heb er dit jaar op mijn weblog vaak naar verwezen.

zondag 27 december 2009

Overijsselse windmolens van toen en nu - door Gerard Varwijk

Alle nog bestaande en (voor zover bekend) verdwenen windmolens uit Overijssel staan nu afgebeeld en beschreven in één boek. Gerard Varwijk, de 78-jarige auteur, kreeg 70 jaar geleden zijn eerste ansichtkaart van een molen en van zijn tante erfde hij een grote verzameling kaarten van molens. De erfenis was de aanleiding tot een jarenlange speurtocht naar afbeeldingen van en informatie over molens uit heden en verleden. Het feit de grootvader van Varwijk eigenaar en molenaar was van molen De Hoop in Dedemsvaart heeft zijn belangstelling voor de molens nog meer geprikkeld.
Gerard Varwijk schreef al eerder onder meer het standaardwerk De Dedemsvaart: zijn stad, streek en dorpen in de 20e eeuw.



Het boek is een echte Molenbijbel geworden: 363 pagina’s dik met honderden foto’s, gerangschikt per plaats. Het is niet het eerste Overijsselse molenboek. In 1972 verscheen Molens in Overijssel in de serie Jaarboeken Overijssel en in 1995 werd t.g.v. het 70-jarig jubileum van het Oversticht De wind- en watermolens van Overijssel uitgegeven. Varwijk heeft zich beperkt tot de windmolens en heeft geprobeerd zo volledig mogelijk te zijn.

Opvallend is dat er over watermolens veel meer geschreven is dan over windmolens in deze regio. Naast vele andere uitgaven is Molens, mulders, meesters van Herman Hagens uit 1979 te beschouwen als de Watermolenbijbel van Oost-Nederland. Hagens moest nog de stoffige archieven in om de feiten aangaande de molens zelf naar boven te halen. Voor Varwijk vormt bijvoorbeeld de Molendatabase een rijke bron voor informatie. Toch heeft ook Varwijk zelf alle plekken waar molens staan en stonden bezocht en heeft hij niet alleen gebruik gemaakt van de Molendatabase maar ook aanvullende informatie opgevraagd bij historische verenigingen en particulieren. Hij heeft al zijn bronnen in het boek vermeld. Het unieke van Overijsselse windmolens van toen en nu is het grote aantal foto’s van de molens door de jaren heen. De verzamelwoede van Varwijk heeft geresulteerd in een prachtig naslagwerk.

zaterdag 26 december 2009

Showroom Overijssel (3): Doeskotter Fieje

In Wie-is-wie-in-Overijssel worden biografieën opgenomen van personen die van bijzondere betekenis zijn geweest vanwege prestaties die ze hebben verricht op welk terrein dan ook.
Niet aan bod komen dorps- en stadsfiguren, zonderlingen en andere opvallende personen, die we kennen van televisie-programma’s als Showroom of Joris' Showroom. Ze behoren wel tot de collectieve herinnering van veel mensen.


Afbeelding: het oude Duivecate, tegenwoordig staat er een ander huis

Op 18 mei 1864 wordt Wilhelmina Margaretha Sophia ‘Sophie’ van Duren vlakbij haar huis op het landgoed Duivecate bij Hellendoorn vermoord. De lokale bevolking kent haar als ‘Doeskotter Fieje’, een mensenschuwe, steenrijke vrouw, die met niemand iets te maken wil hebben en zich tegenover de buitenwereld beschermt door het houden van 12 bloedhonden. Degene die het dodelijke schot lost is nooit gearresteerd. Een inwoner van Nijverdal emigreert kort na de moord naar Canada. Zou hij financiële steun van zijn dorpsgenoten hebben ontvangen? Het wordt wel beweerd… Potentiële moordenaars zijn er trouwens genoeg. Het verhaal over Doeskotter Fieje zou een prima plot kunnen zijn voor een aflevering van Midsomer Murders, alleen zal chief-inspector Barnaby de zaak deze keer niet op kunnen lossen.

Aan het fatale schot ging veel vooraf. Doeskotter Fieje was de laatste telg uit een Deventer patriciërsgeslacht, dat Duivecate vanaf 1634 als zomerresidentie aanhield. Sophie en haar moeder waren de laatste bewoners uit dit geslacht en de eerste die het huis als vaste verblijfplaats hadden. Beide dames raakten vervreemd van de wereld. Hun bezittingen beschermden ze door zich te omringen met bloedhonden. Vele incidenten deden zich voor. De fabrieksarbeiders uit het pas gestichte Nijverdal trokken regelmatig de bossen van het landgoed in om hout te kappen of te vissen en kregen dan te maken met de woeste honden. Vele klachten belandden bij de burgemeester (soms ook van de dames van Duren). Wanneer de klachten uitmondden in een rechtszaak, wisten de Van Durens zich gesteund door bekende advocaten uit Deventer, zoals mr. W.H. Jordens, met wie zij een familieband hadden. Ook de burgemeester kon niets ondernemen tegen de hondenterreur.

Sophie bleek ook nog een andere kant te hebben. Toen ‘polderjongens’ werkzaamheden in de buurt uitvoerden, werden ze vanwege hun reputatie in de gaten gehouden door marechaussees. Sophie papte aan met de kapitein van de marechaussees, die bij haar introk en van haar, ondanks haar gierigheid, een prachtig horloge ontving. Bewaking van haar huis was zo verzekerd. Toen het werk gedaan was eiste ze het horloge terug. Ze beloofde de kapitein een nieuw horloge, maar was op de dag van vertrek van de marechaussees plotseling verdwenen. Sophie was ook al eens zeer kortstondig getrouwd geweest. Waarom dat huwelijk zo kort duurde is niet bekend.


Afbeelding: illustratie bij het uitgebreide verhaal over Sophie van Duren van A. Ponsteen in Jaarboek Twente 1969

In 1853 stierf haar moeder. Sophie werd nog eenzelviger en omringde zich met nog meer honden, die behoorlijke overlast veroorzaakten. Het huis werd niet meer onderhouden, binnen zou het een smeerboel zijn. Ze ging nog wel zondags naar de kerk en deed dan het kleinst mogelijke bedrag (een halve cent) in de collectezak.
Op 12 april 1864 werd een 13-jarige jongen, op weg naar de dokter om voor zijn vader geneesmiddelen te halen, gegrepen door de honden: hij werd bijna letterlijk verscheurd, stukken vlees werden later teruggevonden. Hij zweefde lange tijd tussen leven en dood. Dankzij de tussenkomst van een toen zeer bekende Duitse arts overleefde hij het voorval. De bevolking was woedend. De burgemeester zon op afdoende maatregelen tegen Doeskotter Fieje. Een maand na het incident werd het schot gelost….
Haar nalatenschap bedroeg circa één miljoen gulden, in 1864 een enorm bedrag.

A. Ponsteen, kenner van de geschiedenis van Hellendoorn en Nijverdal, schreef bovenstaand verhaal in veel ruimere bewoordingen in Jaarboek Twente 1969. Er waren al vaker artikelen over Doeskotter Fieje verschenen, maar Ponsteen herschreef het verhaal omdat hij 'over nog onbekende bijzonderheden' beschikte.

In 2008 werd een schrijfwedstrijd georganiseerd, waarbij de opdracht was in duizend woorden de moord op te helderen en het verhaal daarmee af te maken. Kijk hier voor de verhalen die dit opleverde. Ook stond de persoon van Doeskotter Fieje aan de basis van een opmerkelijk schoolproject en van een theatervoorstelling.

vrijdag 25 december 2009

Overijsselaars op reis (12): Johannes Elzinga - Te voet op weg naar de Eeuwige Stad



Hoewel ik zelf geen avontuurlijk reiziger ben – even eruit en vooral rust is genoeg voor mij – ben ik altijd al een groot liefhebber geweest van het lezen van reisverhalen. Dat blijkt wel uit de wat gezochte rubriek op dit blog: ‘Overijsselaars op reis’.

Op de reizigers die ik tot nu toe beschreven heb zijn altijd één of meerdere karakteristieken van toepassing: ze zoeken de ultieme uitdaging, ze hebben passie voor het reizen, jagen een droom na, ze willen andere culturen leren kennen of een lang gekoesterde wens in vervulling laten gaan, ze willen genieten van de vrijheid, ze aanvaarden een geweldig afzien, of ze breken met hun leven tot dan toe. Vaste elementen in vrijwel alle beschrijvingen zijn: tegenslag en euforie, jezelf tegenkomen, terugkijken op wat geweest is, bespiegelingen over het heden en de toekomst.

Johannes Elzinga, volgens eigen zeggen een echte Fries, maar toch ‘Overijsselaar’ omdat hij al lange tijd in Deventer woont, is een ander soort reiziger. Een klein beetje van bovengenoemde geldt ook wel voor hem, maar je hebt niet het gevoel dat hij het ‘grote avontuur’ zoekt. Samen met zijn echtgenote Frieda heeft hij de hele wereld al afgereisd. Als jong-VUT’er besloot hij net als Bertus Aafjes in 1936 een voetreis naar Rome te maken, maar dan in vier etappes. De eerste etappe van 50 dagen van Maastricht tot de Vogezen liep het echtpaar in 2007. In het boek Te voet op weg naar de Eeuwige Stad wordt verslag gedaan van die eerste etappe. Natuurlijk moet je goed getraind zijn, maar de dagelijks af te leggen afstanden zijn niet overdreven lang en meestal is het overnachtingadres (Chambre d'Hôte, jeugdherberg, hotel of B&B) al van te voren geboekt. Per dagetappe geeft Johannes Elzinga een vrij nauwkeurige beschrijving van de route - je zou de route bijvoorbeeld aan de hand van het verslag via Google Earth kunnen volgen - en worden indrukken betreffende het landschap, steden en dorpen en de mensen die men ontmoet weergegeven, waarbij de auteur zijn eigen mening niet onder stoelen of banken steekt. De gastvrouwen en -heren worden allemaal onderworpen aan een kritische blik, evenals de kamers die men huurt en het ontbijt de volgende morgen. Bovendien wordt van elke maaltijd vermeld welke ingrediënten deze bevat.

In de boeken van de eerder in deze rubriek aan bod gekomen reizigers zit veel meer passie, spanning, zelfreflectie, avontuur etc. De auteur geeft echter zelf aan dat zijn boek eigenlijk een informatief verslag is en dat hij geen literaire pretenties heeft. Hij laat van de reacties op dit debuut afhangen of hij door zal gaan met het te boek stellen van zijn vele reisdagboeken. Ik zou hem positief willen adviseren, want in tegenstelling tot de reisboeken die ik eerder las voor deze rubriek – prachtig om te lezen, maar voor mij totaal onhaalbaar om na te volgen, kreeg ik nu het gevoel: dit zou ik (mits goed getraind) ook kunnen gaan doen na mijn pensionering (VUT zit er voor onze generatie helaas niet meer in). Dat is een positieve kant aan het boek. Bovendien etaleert Johannes Elzinga een goede en prettig leesbare schrijfstijl. Wanneer hij op dezelfde wijze volhardt in het nauwkeurig beschrijven van landschap en mensen, doorspekt met zijn eigen mening, zal ik ook zijn volgende boeken lezen. Ik raad hem aan om dan de genuttigde menu’s, prijzen, en de logeeradressen met het geleverde comfort (opvallende uitzonderingen daargelaten) achter in het boek in een tabel weer te geven.

Genomineerden Geschiedenis Online Prijs 2009 bekend


Er zijn geen Overijsselse genomineerden bij de kandidaten voor de Geschiedenis Online prijs 2009, die door het Historisch Nieuwsblad samen met De Ree Archiefsystemen wordt uitgeloofd aan de beste historische website van Nederland. Vorig jaar, toen de prijs nog Archieven.nl Prijs heette, behoorde Het Kamper Lijntje nog tot de kanshebbers in de categorie Themawebsites.

Totaal waren er meer dan 140 inzendingen. Hieronder de genomineerden per categorie. Op 27 januari worden de prijswinnaars bekend gemaakt.

Historische verenigingen

Heemkundige Vereniging Terneuzen
Stichting Tussen Vecht en Eem
Westfries Genootschap

Musea

Noord-Brabants Museum
Stichting Gelders Erfgoed
Historisch Openluchtmuseum Eindhoven

Archiefdiensten

Utrechts Archief
Achterhoeks Archief
Groene Hart Archieven

Themawebsites

VARA Biografie
WO2 Online(Nationaal Comité 4 en 5 Mei
Het Scholtenhuis (Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen)

woensdag 23 december 2009

Scrooge in Enter: A Christmas Carol vertaald door Gerrit Kraa



Volgens Gerrit Kraa leent het Twents zich nog beter voor vertaling uit het Engels dan het Nederlands. Zowel het Twents als het Engels hebben dat voorzichtige. ‘I’m afraid’ heeft in het Twents zijn equivalenten. Ook een Tukker drukt zich liefst niet direct uit, houdt een slag om de arm: ’t zol best kunn, kan wel wean etc.

Op verzoek heeft Gerrit Kraa het wereldberoemde verhaal van Charles Dickens vertaald. Hij baseerde zich op een al bestaande musicalversie van Hengeloër Rinus Morsink en op de vertaling van Godfried Bomans. Scrooge in Enter wordt rond de Kerst opgevoerd in het Parkgebouw in Rijssen door leden van de Gereformeerde kerk in Enter. Scrooge wordt vertolkt door (letterlijk) zwaargewicht Wim Pluimers, die totaal niet lijkt op de Scrooge van Dickens, maar ‘hij kan machtig chagrijnig kiekn. Als dén geet bekken, kun je dat in geen enkele taal verbeteren’, aldus Kraa vanmorgen in een interview met de Twentsche Courant Tubantia.

Gerrit Kraa, die al heel lang promotor is van een tweetalige opvoeding (goed dialect en goed Nederlands, dus geen stads-Twents of Nederlands met een accent), omdat bewezen is dat dit de taalvaardigheid bevordert, heeft gekozen voor een vertaling in het Rijssens, zijn geboortetaal. Vervolgens moest hij het van het Riessens weer in het Enters vertalen. Dat lijkt overdreven – Enter ligt 5 kilometer van Rijssen, maar Kraa kent de verschillen in dialect als geen ander en kan ze zelfs sociologisch verklaren.

Het zou toch mooi zijn wanneer RTVOost voor een tv-bewerking gaat zorgen, met Johan Nijenhuis als producent en acteurs uit de cast van Van jonge leu en oale groond. Dan hebben we straks naast Kroamschuddn in Mariaparochie onze tweede Twentse Kerstklassieker.

zondag 20 december 2009

De Wraak van Antonius: het pamflet van het Mirakel van Hellendoorn in historisch perspectief / door Evelyn Ligtenberg



Het ‘Verhaal van het Merkwaardig Mirakel’ werd in 1642 gedrukt als pamflet samen met een ‘tegenlied’ van de zijde van de protestanten. Mirakelliederen werden vaker aangetroffen rond die tijd, vooral in gebieden waar de strijd tussen protestanten en katholieken het hevigst was zoals in Overijssel. De Jezuïeten, die veel meer dan seculiere priesters aanhangers waren van uitbundige vormen van devotie, zagen in het verspreiden van onder meer dit soort mirakels een middel om het katholieke geloof weer populair te maken. Met het tegenlied trachtten de protestanten hun Roomse tegenstrevers belachelijk te maken.

Korte inhoud van het Mirakel van Hellendoorn (19e eeuwse versie):
‘In het jaar 1642 wordt te Helderen (Hellendoorn), een dorp van Salland de koster der kettersche tempel een beschimper van het beeld van den H. Antonius Abt mirakuleus door God gestraft. Deze koster verminkt het beeld, schond het gezicht, nam de arm eraf, doorkliefde het hoofd en ook de rug en doemde het zo tot een romp geworden beeld ten vure, Zijne vrouw die zwanger was, bracht niet veel dagen later een vrucht ter wereld, een romp zonder neus, mond, ogen en zonder de ene arm, het leefde drie dagen en stierf ongedoopt, daar de predikant zei dat men aan zo’n monster het doopsel niet moest toedienen. De predikant werd door een beroerte getroffen en ook wonderlijk in zijn tong gekweld. Deze dingen verzekeren zeer vele getuigen die het met eigen ogen gezien hebben, ook die van het vreemde geloof zijn’.

Er waren door (amateur)-historici al eerder artikelen gewijd aan dit pamflet. Evelyn Ligtenberg heeft het tot onderwerp van een veelomvattende studie gemaakt. Ze heeft alles uitgeplozen wat er te vinden was over het Mirakel van Hellendoorn, over mogelijke auteurs en drukkers, en ze plaatst het pamflet ook in een brede context. Ze behandelt onderwerpen als mirakelliederen in het algemeen, pamfletliteratuur, de economische, politieke en religieuze achtergronden in de zeventiende eeuw, de rol van de Jezuïeten en de heropleving van het katholicisme eind negentiende eeuw.

Voor een uitgebreide bespreking van het boek zie het artikel van dr. J.D.Th. Wassenaar.